A2A - Bootcamp grammatica

A2A - 31 maart 

Bootcamp grammatica
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

A2A - 31 maart 

Bootcamp grammatica

Slide 1 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:

Slide 2 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Willen de leerlingen van 3 vwo volgende week tegen het grote aantal proefwerken protesteren?

Slide 3 - Diapositive

Willen de leerlingen van 3 vwo volgende week tegen het grote aantal proefwerken protesteren?
ow = de leerlingen van 3 vwo
wg = willen protesteren
vv = tegen het grote aantal proefwerken
bwb = volgende week

Slide 4 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:

Slide 5 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
De jury van het populaire programma gaf het zingende meisje vernederend commentaar.

Slide 6 - Diapositive

De jury van het populaire programma gaf het zingende meisje vernederend commentaar.

ow = de jury van het populaire programma
wg = gaf
lv = vernederend commentaar
mv = het zingende meisje

Slide 7 - Diapositive

Zoek alle bvb's / obwb's:
Noteer ze als het volgt: bvb/obwb -> kern.

Zet er ook bij of het een bvb of een obwb is.


Slide 8 - Diapositive

Zoek alle bvb's / obwb's:
De jury van het populaire programma gaf het zingende meisje vernederend commentaar.

Slide 9 - Diapositive

De jury van het populaire programma gaf het zingende meisje vernederend commentaar.

van het populaire programma = bvb -> jury
populaire = bvb -> programma
zingende = bvb -> meisje
vernederend = bvb -> commentaar

Slide 10 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:

Slide 11 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Zelfs de meest ervaren makelaar uit deze regio kreeg de zwaar verwaarloosde woning pas na flinke prijsverlagingen verkocht.

Slide 12 - Diapositive

Zelfs de meest ervaren makelaar uit deze regio kreeg de zwaar verwaarloosde woning pas na flinke prijsverlagingen verkocht.

ow = zelfs de meest ervaren makelaar uit deze regio
wg = kreeg verkocht
lv = de zwaar verwaarloosde woning
bwb = pas na flinke prijsverlagingen

Slide 13 - Diapositive

Zoek alle bvb's / obwb's:
Noteer ze als het volgt: bvb/obwb -> kern.

Zet er ook bij of het een bvb of een obwb is.


Slide 14 - Diapositive

Zoek alle bvb's / obwb's:
Zelfs de meest ervaren makelaar uit deze regio kreeg de zwaar verwaarloosde woning pas na flinke prijsverlagingen verkocht.

Slide 15 - Diapositive

Zelfs de meest ervaren makelaar uit deze regio kreeg de zwaar verwaarloosde woning pas na flinke prijsverlagingen verkocht.
meest ervaren = bvb -> makelaar
meest = obwb -> ervaren
uit deze regio = bvb -> makelaar
deze = bvb -> regio
zwaar verwaarloosde = bvb -> woning
zwaar = obwb -> verwaarloosde
flinke = bvb -> prijsverlagingen

Slide 16 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:

Slide 17 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Een gebrek aan vocht schijnt in bepaalde gevallen te kunnen leiden tot zware hoofdpijn.

Slide 18 - Diapositive

Een gebrek aan vocht schijnt in bepaalde gevallen te kunnen leiden tot zware hoofdpijn.
ow = een gebrek aan vocht
wg = schijnt te kunnen leiden
vv = tot zware hoofdpijn
bwb = in bepaalde gevallen

Slide 19 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Na de laatste wedstrijd zal de wedstrijdleiding in de kantine de felbegeerde wisselbeker uitreiken aan de winnaar.

Slide 20 - Diapositive

Na de laatste wedstrijd zal de wedstrijdleiding in de kantine de felbegeerde wisselbeker uitreiken aan de winnaar.
ow = de wedstrijdleiding
wg = zal uitreiken
lv = de felbegeerde wisselbeker
mv = aan de winnaar
bwb = na de laatste wedstrijd, in de kantine

Slide 21 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Noteer het eerste en het laatste woord van de bijzin.
Zet erbij wat voor soort bijzin het is.

Slide 22 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Wie drie actieproducten koopt, geven we dit weekend een gratis boodschappentas.

Slide 23 - Diapositive

Wie drie actieproducten koopt, geven we dit weekend een gratis boodschappentas.
Wie - koopt = mv-zin

Slide 24 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Wij konden ons niet herinneren of hij ook aanwezig was op het feestje.

Slide 25 - Diapositive

Wij konden ons niet herinneren of hij ook aanwezig was op het feestje.
of - feestje = lv-zin

Slide 26 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Als de bus naar Utrecht vertrekt, ga ik lekker mee.

Slide 27 - Diapositive

Als de bus naar Utrecht vertrekt, ga ik lekker mee.
Als - vertrekt = bwb-zin

Slide 28 - Diapositive

Uit wat voor soort zinnen bestaat deze zin?

Hoofdzinnen / bijzinnen.

Slide 29 - Diapositive

Hoofdzinnen/bijzinnen?
Ik ben mijn sleutels vergeten en nu moet ik nog lang wachten voordat mijn ouders thuiskomen.

Slide 30 - Diapositive

Ik ben mijn sleutels vergeten en nu moet ik nog lang wachten voordat mijn ouders thuiskomen.
Hoofdzin : Ik - vergeten
Hoofdzin : (en) moet - wachten
Bijzin: voordat - thuiskomen

Slide 31 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Noteer het eerste en het laatste woord van de bijzin.
Zet erbij wat voor soort bijzin het is.

Slide 32 - Diapositive

Benoem de bijzin:
Ik ben mijn sleutels vergeten en nu moet ik nog lang wachten voordat mijn ouders thuiskomen.

Slide 33 - Diapositive

Ik ben mijn sleutels vergeten en nu moet ik nog lang wachten voordat mijn ouders thuiskomen.
voordat - thuiskomen = bwb-zin

Slide 34 - Diapositive

Uit wat voor soort zinnen bestaat deze zin?

Hoofdzinnen / bijzinnen.

Slide 35 - Diapositive

Hoofdzinnen / bijzinnen?
Die belangrijke toets is vandaag, maar ik kan hem niet maken, want ik ben ziek.

Slide 36 - Diapositive

Die belangrijke toets is vandaag, maar ik kan hem niet maken, want ik ben ziek.
Hoofdzin : Die - vandaag
Hoofdzin : (maar) ik - maken
Hoofdzin: (want) ik - ziek

Slide 37 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:

Slide 38 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Terwijl ze in de trein zat, schreef Joyce een heel mooi liedje.

Slide 39 - Diapositive

Terwijl ze in de trein zat, schreef Joyce een heel mooi liedje.
ow = Joyce
wg = schreef
lv = een heel mooi liedje
bwb-zin = terwijl - zat

Slide 40 - Diapositive

Benoem alle zinsdelen:
Dat deze school bijzonder leuke schoolfeesten geeft, is bekend bij alle jongeren die in deze omgeving wonen.

Slide 41 - Diapositive

Dat deze school bijzonder leuke schoolfeesten geeft, is bekend bij alle jongeren die in deze omgeving wonen.
ow-zin = Dat - geeft
ng = is [bekend]
bwb = bij - wonen

(die - wonen = bvb-zin -> jongeren 
bvb-zin is altijd een deel van een zinsdeel)

Slide 42 - Diapositive

Benoem alle woordsoorten:

Slide 43 - Diapositive

Benoem de woordsoorten:
Ken jij een meisje aan wie je dat zou willen vragen?

Slide 44 - Diapositive

Ken jij een meisje aan wie je dat zou willen vragen?
ken = zww                               dat = aanw. vnw
jij = pers. vnw                         zou = hww
een = olw                                 willen = hww
meisje = zn                              vragen = zww
aan = vz
wie = betr. vnw
je = pers. vnw

Slide 45 - Diapositive

Benoem de woordsoorten:
Weet je nog wat het spannendste ding is wat je ooit hebt meegemaakt?

Slide 46 - Diapositive

Weet je nog wat het spannendste ding is wat je ooit hebt meegemaakt?
weet = zww                               is = kww
je = pers. vnw                          wat = betr. vnw
nog = bw                                    je = pers. vnw
wat = vr. vnw                             ooit = bw
het = blw                                     hebt = hww
spannendste = bn                 meegemaakt = zww
ding = zn

Slide 47 - Diapositive

Benoem de woordsoorten:
De laatste film die Ellen gezien heeft, was heel romantisch.

Slide 48 - Diapositive

De laatste film die Ellen gezien heeft, was heel romantisch.
de = blw                                                was = kww
laatste = onbep. rangtelw.            heel = bw
film = zn                                                 romantisch = bn
die = betr. vnw                             
Ellen = zn-e                                     
gezien = zww                 
heeft = hww

Slide 49 - Diapositive

Benoem de woordsoorten:
Wie de eerste prijs krijgt, is lang een vraag geweest.

Slide 50 - Diapositive

Wie de eerste prijs krijgt, is lang een vraag geweest.
wie = betr. vnw (met ingesloten antecedent)
de = blw                                      een = olw
eerste = bep. rangtelw         vraag = zn
prijs = zn                                     geweest = kww
krijgt = zww                                     
is = hww                 
lang = hww

Slide 51 - Diapositive