Annuïteitenhypotheek (geldzaken 1.3 Hypotheken)

De vorige les
Consumptief krediet (vormen en berekening)

Vandaag: Annuïteitenhypotheek en lineaire hypotheek


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De vorige les
Consumptief krediet (vormen en berekening)

Vandaag: Annuïteitenhypotheek en lineaire hypotheek


Slide 1 - Diapositive

Welke uitspraak is waar over de lineaire hypotheek?
A
De maandlasten blijven gedurende de gehele looptijd gelijk.
B
De aflossing neemt elke maand toe, terwijl de rente gelijk blijft.
C
Elke maand los je een vast bedrag af, waardoor de rentekosten maandelijks dalen.
D
De totale kosten van een lineaire hypotheek zijn hoger dan die van een annuïteitenhypotheek bij dezelfde looptijd en rente.

Slide 2 - Quiz

Kenmerken annuïteitenlening
  • Vast bedrag te betalen per maand: de annuïteit
  • Annuïteit = Aflossing + Interest
  • Eerst veel interest betalen en weinig aflossing
  • Later veel aflossing en weinig interest

  • JE BETAALT RENTE OVER DE SCHULDREST!


Slide 3 - Diapositive

Aflossingsschema annuiteïtenlening

Slide 4 - Diapositive

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000

A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

Slide 5 - Diapositive

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000
A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?

timer
1:00

Slide 6 - Question ouverte

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000

A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
€250.000 x 0,03 = €7.500

Slide 7 - Diapositive

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?

timer
1:00

Slide 8 - Question ouverte

Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000

B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
€15.000 - €7.500 = €7.500

Slide 9 - Diapositive

Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €15.000
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

timer
2:30

Slide 10 - Question ouverte

Rekenvoorbeeld
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?

  • Schuld na jaar 1: €250.000 - €7.500 = €242.500
  • Rente jaar 2: €242.500 x 0,03 = €7.275
  • Aflossing jaar 2: €15.000 - €7.275 = €7.725
  • Schuld na jaar 2: €242.500 - €7.725 = €234.775

Slide 11 - Diapositive

Annuïteitenhypotheek
  • Naarmate de looptijd vordert, betaal je minder rente en meer aflossing.
  • Daardoor neemt je belastingvoordeel af en stijgen je netto maandlasten.
  • Voordeel annuïteitenhypotheek: in het begin van de looptijd betaal je netto een stuk minder in vergelijking tot een lineaire hypotheek. Dat past vaak goed bij starters.

Slide 12 - Diapositive

Voor wie is een annuïteitenhypotheek aantrekkelijk en waarom?

Slide 13 - Question ouverte

Belastingvoordeel
Belastbaar inkomen € 10.000
gemiddeld belastingtarief 30%
te betalen belasting zonder aftrek rente: 
30% van 10.000 = €3000

Slide 14 - Diapositive

Belastingvoordeel (2)
te betalen belasting met aftrek rente:
(€10.000 - 7.275) x 30% = € 817,50
Verschil met 'zonder fiscaal voordeel':
€ 3000 - € 817,50 = 2.182,50
gelijk aan 30% van €7.275 

Slide 15 - Diapositive

Belastingvoordeel (3)
Verschil met 'zonder fiscaal voordeel':
€ 3000 - € 817,50 = 2.182,50
gelijk aan 30% van €7.275 (= belastingvoordeel)
Netto-rente = €7275 x 70% =  € 5.092,50
Netto rente = bruto rente - belastingvoordeel

Slide 16 - Diapositive

Hoe beïnvloedt de annuïteitenhypotheek het belastingvoordeel?

Slide 17 - Question ouverte

Nu mogen jullie!
  • Maak opgave 1.7, 1.16 en 1.17
  • Hiermee klaar? 1.18 maken

Ik ben er om vragen te beantwoorden, maar:
WERK SAMEN!

Slide 18 - Diapositive

Welke opmerking over een annuïteitenhypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.

Slide 19 - Quiz

Welke hypotheek is aan het begin van de looptijd het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 20 - Quiz

Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.

Slide 21 - Quiz

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage