Grammatica 5/6 les 1

We starten met stillezen
Je mag je Nederlandse boek en schrift alvast op je tafel leggen.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

We starten met stillezen
Je mag je Nederlandse boek en schrift alvast op je tafel leggen.

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Ik weet het mw met 'voor'. Ik weet het verschil tussen zelfstandig werkwoorden en hulpwerkwoorden.

Slide 2 - Diapositive

In Blok 3 heb je geleerd:

Het lijdend voorwerp vinden in een zin (LV)
Zelfstandig naamwoord (znw)
Lidwoord (LW)
Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Voorzetsels (VZ)
In blok 4 heb je geleerd:

Het meewerkend voorwerp (MV)
Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Persoonlijk voornaamwoord (Pers. vnw)

Slide 3 - Diapositive

In blok 5 ga je leren:

Het meewerkend voorwerp met het voorzetsel 'voor'.
zelfstandige werkwoorden
hulpwerkwoorden
het verschil tussen zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

In blok 6 ga je leren:

Herhaling van alle blokken

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Werkwoordelijk gezegde (wg)
Alle werkwoordsvormen (PV, INF, Volt.DW)  van een zin samen.

Slide 5 - Diapositive

Onderwerp
onderwerp
wie / wat + gezegde


Slide 6 - Diapositive

Zinsdelen:
Stap 1: zoek het wwg
Stap 2: Hussel de woorden. Zorg ervoor dat de betekenis van je zin niet verandert. Ieder stukje dat je 'kloppend' voor de PV kan zetten is een zinsdeel.

Slide 7 - Diapositive

Een goede zin:
Een zin is een verzameling woorden. Een zin bestaat altijd uit twee basisdelen.
Een deel dat zegt wat de handeling is. (WWG)
Een deel dat zegt wie/wat de handeling uitvoert (OND)

Slide 8 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 9 - Diapositive

Lijdend voorwerp:
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat of de persoon die nodig is om de handeling uit te voeren. Het lijdend voorwerp maakt de handeling mee zonder zelf iets te doen. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Meewerkend voorwerp (mv) met voor:
voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Ruby heeft voor haar oma een lekker luchtje meegenomen
Voor wie heeft Ruby een lekker luchtje meegenomen?
Voor haar oma= mw

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Voor mij is niet altijd een mv:

Voor mij staat een lange rij wachtenden.
Voor mij betekent hier niet 'bestemd voor'.
Voor mij geeft hier een plaats aan en is hier dus een bijwoordelijke bepaling. 

Slide 14 - Diapositive

Soorten werkwoorden:
Vormen: Persoonsvorm/ voltooid deelwoord & infinitief
Soorten: zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord


Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord (zww):
Geeft de handeling aan

Tino traint drie keer in de week (pv)
Tino heeft drie keer in de week getraind (Volt.dw)
Tino zal drie keer in de week trainen (infinitief)

Hulpwerkwoord (hww):
Helpt het zww zodat die ook gebruikt kunnen worden als volt dw en infinitief

Slide 16 - Diapositive

Maak:
Opdracht 6 bladzijde 227
Opdracht 8 bladzijde 228 (werkwoordsvorm betekent: pv/volt.dw/infinitief)
Opdracht 10 bladzijde 229
Opdracht 12 bladzijde 230
Opdracht 13 bladzijde 231

Slide 17 - Diapositive

Lesdoel:
Ik weet het mw met 'voor'. Ik weet het verschil tussen zelfstandig werkwoorden en hulpwerkwoorden.

Slide 18 - Diapositive

Ik heb het lesdoel gehaald en kan hier nu zelf mee verder:
A
Ja, ik kan nu zelf aan het werk.
B
Nee, ik wil graag nog extra uitleg.

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Opdracht 6 bladzijde 227
Opdracht 8 bladzijde 228 (werkwoordsvorm betekent: pv/volt.dw/infinitief)
Opdracht 10 bladzijde 229
Opdracht 12 bladzijde 230
Opdracht 13 bladzijde 231

Slide 20 - Diapositive