- Ik kan theorievragen beantwoorden over elektriciteit
Instructie
Oefenopgaven met vermogen en een quiz
Aantekeningen
X
Prakt. opdr.
X
Huiswerk nu af
X
Evaluatie
X
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NaskMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Deze les
Vorige les
Oefenopgaven met vermogen berekenen
Lesdoelen
- Ik kan de formule voor vermogen gebruiken
- Ik kan theorievragen beantwoorden over elektriciteit
Instructie
Oefenopgaven met vermogen en een quiz
Aantekeningen
X
Prakt. opdr.
X
Huiswerk nu af
X
Evaluatie
X
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je nog?
Een waterkoker heeft een vermogen van 1,4 kW.
Zijn stekker zit in het stopcontact.
Bereken de stroomsterkte die door de waterkoker loopt
Slide 2 - Diapositive
Wat weet je nog?
Een waterkoker heeft een vermogen van 1,4 kW.
Zijn stekker zit in het stopcontact.
Bereken de stroomsterkte die door de waterkoker loopt
F: I = P : U
I : I = 1400 : 230
R: I = 1400 : 230 = 6,1
E: I = 1400 : 230 = 6,1 A
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Wat weet je nog?
Hoe wordt kortsluiting veroorzaakt?
Slide 5 - Diapositive
Wat weet je nog?
Slide 6 - Diapositive
Kortsluiting:
De stroomkring maakt contact, zonder dat de stroom door een apparaat loopt. De stroomsterkte wordt te hoog, waardoor de groepszekering de stroom afsluit.
Slide 7 - Diapositive
Quiz over elektriciteit
20 vragen
Slide 8 - Diapositive
Reken om: 2,5 V = ... mV
A
2500 mV
B
250 mV
C
25 mV
D
25000 mV
Slide 9 - Quiz
Welke 'bron' is geen spanningsbron?
A
batterij / accu
B
dynamo / generator
C
zonnecellen
D
windmolen
Slide 10 - Quiz
Geef een andere naam voor een stroommeter.
A
voltmeter
B
thermometer
C
spanningsmeter
D
ampèremeter
Slide 11 - Quiz
Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en volt
C
spanning en volt
D
volt en ampère
Slide 12 - Quiz
Hoe is de schakeling geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 13 - Quiz
Welke eenheid hoort er bij spanning?
A
ampère
B
volt
C
ohm
D
watt
Slide 14 - Quiz
Geef een andere naam voor een voltmeter?
A
stroommeter
B
spanningsmeter
C
thermometer
D
ampèremeter
Slide 15 - Quiz
Wat is het symbool voor stroomsterkte?
A
U
B
P
C
I
D
R
Slide 16 - Quiz
Wat geeft de wijzer aan?
A
1,8 V
B
8 V
C
18 V
D
0,8 V
Slide 17 - Quiz
Wat moet een stroomkring sowieso bevatten?
A
- Spanningsbron
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
B
- Spanningsmeter
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
C
- Stroommeter
- Verbindingssnoeren
- Apparaat
Slide 18 - Quiz
In welke richting loopt stroom?
A
Van de pluspool naar de minpool
B
Van de minpool naar de pluspool
Slide 19 - Quiz
Wat is de betekenis van spanning?
A
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Hoeveel elektronen er per seconde langs komen
C
De hoeveelheid energie van elk elektron
Slide 20 - Quiz
Welke stroomkring is serie geschakeld?
A
Het linker plaatje
B
Het rechter plaatje
Slide 21 - Quiz
Hoe is de schakeling geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 22 - Quiz
Zorg dat de lamp brand...
Slide 23 - Question de remorquage
Zorg dat de lamp brand...
Slide 24 - Question de remorquage
Parallel
Serie
de stroom is overal gelijk
It = I1 + I1
Slide 25 - Question de remorquage
wat is I2??
A
2 A
B
4 A
C
6 A
D
8 A
Slide 26 - Quiz
Hoe hoog is de spanning op het Nederlandse elektriciteitsnet?