Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Welke zinsdelen kennen we allemaal?
Slide 1 - Carte mentale
Voorkennis activeren:
persoonsvorm
zinsdelen maken
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
Wat is de persoonsvorm in deze zin: Ik krijgt morgen nieuwe schoenen
Slide 2 - Question ouverte
oefenen. Bij foutieve antwoorden kan de zin nogmaals helemaal doorgenomen worden.
Wat is het onderwerp uit deze zin? Tina pakt een groene appel
A
Tina
B
Pakt
C
Groene
D
Appel
Slide 3 - Quiz
Oefen of de leerlingen nog voldoende weten wat het onderwerp in de zin is
Kloppen deze zinsdelen? Ik | ga | morgen | naar | huis
Ja
Nee
Slide 4 - Sondage
Cet élément n'a pas d'instructions
Kloppen deze zinsdelen? Freek | heeft | zijn schoenen | aangetrokken
Ja
Nee
Slide 5 - Sondage
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is het werkwoordelijk gezegde uit deze zin: Karin heeft op de stoep gefietst.
Slide 6 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp eigenlijk?
Slide 7 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 8 - Vidéo
Filmpje met instructie over het lijdend voorwerp
Hoe kom je tot het lijdend voorwerp? Welke vraag moet je dan stellen?
Slide 9 - Question ouverte
terugkijken of de leerlingen het filmpje voldoende hebben kunnen volgen. Dit is een kijkersvraag vanuit het filmpje
Wat is het lijdend voorwerp uit deze zin? Ik eet een groene appel
A
Ik eet
B
Appel
C
Ik
D
een groene appel
Slide 10 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Ik eet een groene appel
persoonsvorm: eet
werkwoordelijk gezegde: eet
onderwerp: ik
wie/ of wat EET IK: een groene appel
Kijk maar eens naar de zinsdelen:
Ik | eet | een groene appel
Slide 11 - Diapositive
Oefenen met de stappen
Jennie pakt haar fiets
Persoonsvorm: pakt
Onderwerp: Jennie
wie of wat + pakt Jennie: haar fiets
Slide 12 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Herman heeft zijn tas gepakt
Persoonsvorm: heeft
Onderwerp: Herman
Werkwoordelijk gezegde: heeft gepakt
Lijdend voorwerp: zijn tas
Slide 13 - Diapositive
Oefenen en voordoen. Herhalen van de eerdere lessen.
Wat is het lijdend voorwerp uit deze zin? Karina draagt vandaag een groene trui
Slide 14 - Question ouverte
Leerlingen geven aan wat zij denken dat het lijdend voorwerp is. Doordat het actief is, moeten de leerlingen meedoen en kunnen de gegeven antwoorden worden besproken.
We gaan oefenen
Persoonsvorm: drie vragen
Zinsdelen: alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen
Onderwerp: verandert mee met de PV
werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden uit de zin
Lijdend voorwerp: Wie of wat + PV + OW
Slide 15 - Diapositive
Geheugensteuntje voor de leerlingen
Maak een zin met: persoonsvorm; onderwerp; werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
Slide 16 - Question ouverte
De opgeschreven zinnen bespreken en behandelen.
De zinnen zijn nodig om hierna het kwartetspel te maken.