Quiz hoofstuk 10 basisstof 1 en 3

Om bewegingen te maken heb je beweegbare verbindingen in je skelet.

Welke verbindingen kunnen bewegen?
A
Naadverbindingen
B
Kraakbeenverbindingen en gewrichten
C
Kraakbeenverbindingen en naadverbindingen
D
vergroeide verbinding
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
AnwMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Om bewegingen te maken heb je beweegbare verbindingen in je skelet.

Welke verbindingen kunnen bewegen?
A
Naadverbindingen
B
Kraakbeenverbindingen en gewrichten
C
Kraakbeenverbindingen en naadverbindingen
D
vergroeide verbinding

Slide 1 - Quiz

In je skelet zijn botten op verschillende manieren met elkaar verbonden.

Welke verbindingen kunnen niet bewegen?
A
Naadverbinding en gewrichten
B
Naadverbinding en vergroeide botten
C
Gewrichten en kraakbeenverbindingen
D
Kraakbeenverbindingen en vergroeide botten

Slide 2 - Quiz

Welke botten in je lichaam zijn vergroeid?
A
Heiligbeen
B
Schedelbeenderen
C
Ruggenwervels
D
Borstbeen

Slide 3 - Quiz

Tussen welke botten zitten kraakbeenverbindingen?
A
Tussen de wervels en tussen de ribben en borstbeen
B
Tussen de botten van je vingers
C
Tussen de botten van de armen

Slide 4 - Quiz

Er zijn drie soorten gewrichten.
Welken hoort niet in het rijtje thuis?
A
Kogelgewricht
B
Kantelgewricht
C
Scharniergewricht
D
Rolgewricht

Slide 5 - Quiz

Met welke gewricht kan je de meeste bewegingen maken?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 6 - Quiz

Met welke gewricht kan je de meeste bewegingen maken?
A
Rolgewricht
B
Kogelgewricht
C
Scharniergewricht

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort gewricht is de heup?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht

Slide 8 - Quiz

Wat voor soort gewricht is de schouder?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht

Slide 9 - Quiz

Gewricht
Kraakbeen
Naad-verbinding
Vergroeid

Slide 10 - Question de remorquage

Waarmee zitten de spieren vast aan je botten?
A
Pezen
B
Bindweefsel

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurt er met een spier als die zich samentrekt?
A
De spier wordt langer en dunner
B
De spier wordt langer en dikker
C
De spier wordt korter en dunner
D
De spier wordt korter en dikker

Slide 12 - Quiz

Hoeveel spieren zijn er nodig voor het buigen en strekken van je vinger
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

bot
pees
spier

Slide 14 - Question de remorquage

Welke spieren zijn elkaars antagonisten?
Spier 1 en spier

Spier 2 en spier
3
4

Slide 15 - Question de remorquage

De eenheid waarin je een kracht meet is …
A
Kilogram
B
Krachtmeter
C
Kilometer
D
Newton

Slide 16 - Quiz

Met welke letter wordt de eenheid waarin je kracht meet afgekort?
A
B
B
N
C
D
D
K

Slide 17 - Quiz

Ellen heeft een massa van 60 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die op Ellen wekt?
A
10 N
B
30 N
C
600 N
D
300 N

Slide 18 - Quiz

Met een klauwhamer kun je een spijker uit een plank trekken.
Hoe verandert de klauwhamer de kracht die je uitoefent?
A
de klauwhamer verkleint de kracht die je uitoefent
B
de klauwhamer vergroot de kracht die je uitoefent

Slide 19 - Quiz

Hoeveel armen heeft deze hefboom?
A
2
B
1
C
4
D
3

Slide 20 - Quiz

Aron heeft zijn arm uit de kom. Wat voor blessure is dit?
A
Ontwrichting
B
verstuiking
C
Botbreuk
D
spierscheuring

Slide 21 - Quiz

Een hefboom heeft een draaipunt. Wat is een draaipunt?
A
het punt van de hefboom waar je kracht op uitoefent
B
het punt van de hefboom dat een kracht uitoefent op een voorwerp
C
het punt waar de hefboom kan draaien

Slide 22 - Quiz

Met een nijptang verander je de kracht die je kunt uitoefenen. Hoe verandert de nijptang de kracht?
A
de nijptang vergroot de kracht die je uitoefent
B
de nijptang verkleint de kracht die je uitoefent

Slide 23 - Quiz


A

Slide 24 - Quiz