vmbo/havo/ vwo Grammatica mvw

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Hallo meisjes en jongens.

Welkom in de les Nederlands.

Vandaag gaan we bezig met het mvw. 

Aan het einde van deze les weet je meer over het mvw.

Kijk maar mee.

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek.

1

2

3

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek.

1 pv = geeft

2

3

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek.

1 pv = geeft

2 o = Joost

3

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek.

1 pv = geeft

2 o = Joost

3 lv = een boek

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek aan Jan.

1 pv = geeft

2 o = Joost

3 lv = een boek

Hier komt een volgend zinsdeel bij: het meewerkend voorwerp: aan wie geeft Joost een boek?

4 mvw = aan Jan

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft een boek aan Jan.

1 pv = geeft

2 o = Joost

3 lv = een boek

Hier komt een volgend zinsdeel bij: het meewerkend voorwerp: (aan) wie geeft Joost een boek?

4 mvw = aan Jan

Je kent al drie zinsdelen.

Welke zijn dat in de volgende zin?

Joost geeft Jan een boek.

1 pv = geeft

2 o = Joost

3 lv = een boek

Hier komt een volgend zinsdeel bij: het meewerkend voorwerp: (aan) wie geeft Joost een boek?

4 mvw =  Jan

Een kenmerk van het mvw is, dat aan ook weggelaten kan worden, zonder dat de betekenis van de zin eronder lijdt.

1 De jongen vraagt informatie aan de man.

2 De jongen vraagt de man informatie.

pv =

o = 

lv = 

mvw = 

 

Een kenmerk van het mvw is, dat aan ook weggelaten kan worden, zonder dat de betekenis van de zin eronder lijdt.

1 De jongen vraagt informatie aan de man.

2 De jongen vraagt de man informatie.

pv = vraagt

o = de jongen

lv = informatie

mvw = aan de man (zin 1) / de man (zin 2) 

 

Heb je een vraag?

Laat het weten.

Maak een zin met een mvw.

Gaan we nu kijken en luisteren naar een informatief filmpje van de theorie.

Kijk goed mee.

In welke van de zinnen staat een mvw?

1. Hij geeft een ijsje aan zijn zusje.
2. Zij pakt het ijsje aan van haar broer.
3. Zij zet de tv aan.
4. Ze zitten aan tafel.

Leg uit waarom het in zin A wel  en in de andere zinnen niet een mvw is.

Maak een zin met een mvw.

kenmerk van mvw

Vragen over het mvw?

Laat het weten.