H13.3 Metalen

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Par 13.3 Metalen

*herhalen metalen vs zouten micro/macro

Kristalroosters

Kristalrooster

Hoe zijn de moleculen, atomen of ionen bij een stof gestapeld

Metaal                                 Moleculaire stof                              Zout

Geleiding

Voorwaarden voor geleiding

1. Geladen deeltjes

2. Deeltjes zijn verplaatsbaar

Metaal                                                    Zout

Geleiding

Voorwaarden voor geleiding

1. Geladen deeltjes

2. Deeltjes zijn verplaatsbaar

Metaal                                                    Zout

• Edele metalen: reageren niet met andere stoffen
• Onedele metalen: reageren makkelijk met zuurstof en water

Een ander woord voor aantasting door O2 en H2O is:

Corrosie

Welk van de volgende metalen is het minst edel?

1. Goud
2. chroom
3. ijzer
4. koper

Als lln dit niet opzoeken, verwachten ze niet dat chroom minst edel is, dat verdient nadere uitleg

de meest onedele metalen staan in binastabel 48:

1. linksboven
2. rechtsboven
3. linksonder
4. rechtsonder

Klopt het nu dat chroom volgens binas zo onedel is? Ja, dat wel, maar wat is er dan aan de hand?

Onedele metalen vormen een oxidelaag

(bij ijzer roest genaamd)

=> maakt veel metalen dof (koper, zink) 

maar bij chroom is het laagje doorzichtig  én afsluitend

=> chroom glimt mooi én wordt niet verder aangetast

(verzinken veel goedkoper, maar minder mooi)

Metalen harden

Methodes:

• smeden/walsen/persen

• Metalen mengen met:  ander metaal
•                                                  koolstof

Legeringen

                                               Legering =

Zuiver koper                     Brons                               Messing

                       skjd                90% Cu en 10% Sn     70% Cu en 30% Zn

Rooster van een legering

Roosterfout

Harder materiaal

Welke van de onderstaande legeringen bevat geen koper?

1. Brons
2. Constantaan
3. Duraluminium
4. Invar

Bij het smeden van een metaal, verandert de structuur op:

1. microniveau
2. mesoniveau
3. macroniveau
4. nanoniveau

Aan de slag met opdrachten 27, 30, 35-37

(in volgende les: samen 24, evt 30?)