Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Taal groep 4 - thema 4 - week 1 - herhaling week 1
Taal thema 4 - week 1
1 / 22
suivant
Slide 1:
Diapositive
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Taal thema 4 - week 1
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we leren?
1. We herhalen de thema woorden.
2. We oefenen met een zin maken.
Wie + werkwoord + wat
3. We oefenen met een punt in de zin.
Slide 2 - Diapositive
Ik heb een hekel aan opruimen.
Dat betekent ...
A
dat ik er zin in heb.
B
dat ik het leuk vind.
C
dat ik het graag doe.
D
dat ik het niet leuk vind.
Slide 3 - Quiz
Waar heb jij een hekel aan?
Slide 4 - Question ouverte
Welke zin past bij dit plaatje?
A
Dit huis is modern ingericht.
B
Dit huis is ouderwets ingericht.
C
Slide 5 - Quiz
Waar of niet waar?
De zin begint nooit met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Waar of niet waar?
De zin eindigt met een punt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat is er fout aan deze zin?
Ze draagt kleren ouderwetse.
A
Er staat onzin.
B
De woorden staan door elkaar.
C
De zin begint niet met een hoofdletter.
D
De zin eindigt niet met een punt.
Slide 8 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Verdwaald is peuter een.
B
Een peuter verdwaald is daar.
C
Een peuter is verdwaald.
D
Peuter is verdwaald.
Slide 9 - Quiz
Maak een goede zin.
Hij - wonen - dorp - in.
Denk aan de punt.
Slide 10 - Question ouverte
Maak een goede zin.
Zoeken - wij - samen.
Denk aan de punt.
Slide 11 - Question ouverte
Eerst was ik een ...
A
volwassene
B
baby
C
bejaarde
D
kleuter
Slide 12 - Quiz
Schrijf een mooie zin met het woord peuter.
Denk aan de punt.
Slide 13 - Question ouverte
Waar staan de punten op de goede plek?
A
De agent is aan het werk. Hij draagt een uniform.
B
De agent. Is aan het werk. Hij draagt. Een uniform.
C
De agent is aan het werk hij draagt een uniform.
D
De agent is. Aan het werk. Hij draagt een uniform.
Slide 14 - Quiz
Zet 2 punten op de goede plek.
De man steelt hij krijgt een boete
Slide 15 - Question ouverte
Zet 2 punten op de goede plek.
de vrouw schrijft ze maakt een verslag
Slide 16 - Question ouverte
Je hebt het op zak. Dat betekent...
A
Dat je het kwijt bent.
B
Dat je het bij je hebt.
C
Dat je het vergeten bent.
D
Dat je het in je tas hebt.
Slide 17 - Quiz
Maak een mooie zin. Denk aan de punt.
Slide 18 - Question ouverte
Waar staan de punten op de goede plek?
A
Eerst. Was ik baby. Toen werd ik peuter.
B
Eerst was ik baby toen werd ik peuter.
C
Eerst was ik. Baby toen werd ik peuter.
D
Eerst was ik baby. Toen werd ik peuter.
Slide 19 - Quiz
Maak een goede zin.
naar - lopen - mijn zusje - huis
Slide 20 - Question ouverte
Hoe ging deze les?
A
Goed, ik snap alles.
B
Goed, maar ik vond het soms nog moeilijk.
C
Goed, maar ik weet nog niet alle woorden.
D
Goed, maar ik moet nog wel blijven oefenen.
Slide 21 - Quiz
Welke vraag of woord was het moeilijkste?
Slide 22 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
TV klas 4 thema 1
Septembre 2023
- Leçon avec
14 diapositives
Thema 4 - lichaamshygiëne
Février 2021
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling 4, 5 en 6
Février 2022
- Leçon avec
23 diapositives
Other languages
Secondary Education
Inversie
Octobre 2023
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Hoger onderwijs
Starttaal vooraf - thema 1 - taalverzorging 2 (aanpassen)
Octobre 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Actualiteit - Begrijpend lezen | 'Dom, Dom, hoe laat is het?'
Septembre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
par
Kidsweek in de Klas
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 5-8
Kidsweek in de Klas
Herhaling thema seizoenen: de herfst
Septembre 2023
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Coachles 1 - V2B
Octobre 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Mentorles
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2