VD en BNW

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Schrijf de infinitief van een
zwak werkwoord op.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer van het voltooid deelwoord
de infinitief:
De jury heeft de beste gekozen

Slide 10 - Question ouverte


Wat is de infinitief van het onderstreepte woord:
Hij is 13 jaar.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Infinitief of voltooid deelwoord?

gebukt
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

verzachten
A
Infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

geleerd
A
Infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 17 - Quiz

Columbus heeft Amerika ontdekt.

ontdekt is ...

A
de persoonsvorm
B
een voltooid deelwoord

Slide 18 - Quiz

Hij heeft niets gezegd

gezegd is ...
A
een voltooid deelwoord
B
de persoonsvorm

Slide 19 - Quiz

'betaalt'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

'gebeurd'
is een
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

(verwoesten) De ................. huizen
A
vewoestten
B
verwoeste
C
verwoesde
D
verwoesdden

Slide 25 - Quiz

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer
A
redde
B
geredde
C
gerede
D
verredde

Slide 26 - Quiz

Het vliegtuig stortte neer
stortte is een ...
A
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
B
Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 27 - Quiz

De rode auto rijdt snel.

Is rode een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

(verzinnen) Het ............ verhaal
A
verzonnen
B
verzonne
C
verzonde
D
verzonden

Slide 29 - Quiz

(bellen) Het ........... nummer bestond niet
A
Gebelte
B
Gebel
C
Gebelde
D
Gebelden

Slide 30 - Quiz

Wat is er gebeurd daar?

Wat is 'gebeurd'?
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 31 - Quiz

In welke zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Mijn fiets was gestolen.
B
Hij is weer gevonden.
C
Het beschadigde zadel.
D
Het zadel was beschadigd.

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Diapositive