Taal Thema 2 Toets

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Taal Thema 2

Functiewoorden

Werkwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord

Noteer het werkwoord uit de volgende zin:
De burgemeester opende het nieuwe stadion.

Noteer de zelfstandig naamwoorden uit de volgende zin:
De burgemeester opende het nieuwe stadion.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord uit de volgende zin:
De burgemeester opende het nieuwe stadion.

Noteer het werkwoord

Het stadion is erg mooi.

Noteer het zelfstandig naamwoord

Het stadion is erg mooi.

Noteer het bijwoord

Het stadion is erg mooi.

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.

Het stadion is erg mooi.

Maar de muren zitten snel onder de graffiti. Snel is in deze zin?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Leestekens

Zet punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens op de juiste plaatsen. Maak gebruik van hoofdletters.

wessel speelt de ridder morgen wordt dat een veldslag

help de jonkvrouw schreeuwt zo hard ze kan

oh schone jonkvrouw ik bied mijn diensten aan

Onderwerp, Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Met welke vraag kun je het onderwerp uit de zin halen?

1. wie of wat + gezegde?
2. wie of wat ?
3. wie of wat + gezegde + onderwerp?
4. de zin vragend maken

Met welke vraag kun je het lijdend voorwerp uit de zin halen?

1. wie of wat + gezegde?
2. Aan wie of wat + gezegde ?
3. wie of wat + gezegde + onderwerp?
4. de zin in een andere tijd zetten

Met welke vraag kun je het meewerkend voorwerp uit de zin halen?

1. wie of wat + gezegde?
2. wie of wat + gezegde + onderwerp?
3. Hoe gaat het met jou?
4. Aan wie of wat + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?

zoekt

Lucas

Meewerkend voorwerp

Onderwerp

Lijdend voorwerp

een bijzonder cadeautje

bij de drogist

vertelt

Hij

Lijdend voorwerp

Onderwerp

Lijdend voorwerp

de verkoopster

zijn plan

wil

Lucas

Lijdend voorwerp

Onderwerp

Lijdend voorwerp

zijn vriendinnetje

een lekker luchtje

geven

Schrijftaalwoorden / Spreektaalwoorden

Vul eerst het schrijftaalwoord in en daarna het spreektaalwoord. Zonder punten of komma's.

Aanvankelijk had hij een hekel aan haar.

Maar gaandeweg leerden ze elkaar beter kennen.

Nu zijn ze alweer jaren gehuwd.