2kt Lezen: hoofd- en bijzaken/ feit/ mening herhaling.

Welkom 2kt1!

  • Pak jouw laptop en ga naar                                     LessonUp



1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2kt1!

  • Pak jouw laptop en ga naar                                     LessonUp



Slide 1 - Diapositive

Herhaling Leerdoelen (pw-week)
* hoofd en bijzaken
* feit/ mening/ standpunt/ argument

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over hoofd- en bijzaken?

Slide 3 - Question ouverte

hoofdzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

Waar?
De hoofdzaken van een tekst vind je in de inleiding en/of het slot
Ook iedere alinea heeft een hoofdzaak. Deze vind je in de eerste of laatste zin.

De lay-out (opmaak) van de tekst helpt je ook om de hoofdzaken te vinden. Let op vetgedrukt, of andere kleuren



Slide 4 - Diapositive

Lees deze tekst 

Slide 5 - Diapositive

Wat voor tekstsoort is dit?
A
studietekst
B
nieuwsbericht
C
advertentie
D
schoolverslag

Slide 6 - Quiz

bijzaken
De niet zo belangrijke zaken in een tekst noem je de bijzaken

Dit zijn bijvoorbeeld:
  • Voorbeelden en extra uitleg
  • Maakt de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen.

Vooral in de alinea's in het middenstuk vind je voorbeelden en extra uitleg

Slide 7 - Diapositive

dus...

Slide 8 - Diapositive


Is het citaat in alinea 2 een hoofdzaak of een bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 9 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?

De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 10 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 11 - Quiz

Teksten met meer alinea's


- Elke alinea heeft een eigen hoofdzaak, want de schrijver wil in elke alinea iets vertellen.

- De rest van de zinnen zijn  bijzaak.

Slide 12 - Diapositive

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 13 - Quiz

Feit, mening en argument
Feit:          
       
Mening:         
                           
Argument:    


Slide 14 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.

Mening:         

Argument:    

Slide 15 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.

Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.

Argument:    


Slide 16 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit               Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.

Mening        Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.

Argument:    Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Slide 17 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument   Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.
Een mening is dus altijd wat iemand vindt. 
Een argument is waarom iemand iets vindt.

Slide 18 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 19 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 20 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.

Slide 21 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.

Slide 22 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.
Als iemand belt voor iets belangrijks, dan kun je niet snel opnemen.

Slide 23 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 24 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 25 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument
Blauw licht uit beeldschermen onderdrukt het slaapopwekkende hormoon melatonine.

Slide 26 - Diapositive