3.8 spelling 1KT2

Goedemorgen 1KT2!
leg klaar:
chromebook (dicht)
werkboek
leesboek
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen 1KT2!
leg klaar:
chromebook (dicht)
werkboek
leesboek

Slide 1 - Diapositive

Planning

  • Leerdoelen van deze les
  • Uitleg
  • Aan de slag / begeleiding
  • einde van de les: kennen we het? welke vragen over de lesstof zijn er nog?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:

  1. Hoe je de verleden tijd van sterke werkwoorden spelt;
  2. Hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft;
  3. Tien dicteewoorden.

Slide 4 - Diapositive

Wat weten we al?

Per tweetal gebruik je nu één chromebook om de volgende vragen te beantwoorden.


Slide 5 - Diapositive

Een zwak werkwoord kan van klank veranderen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Fietsen
Slapen
Werken
Kopen
Maken
Zingen

Slide 7 - Question de remorquage

Een sterk werkwoord kan van klank veranderen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

En dan nu de uitleg
Brad- Milou - Hannah - Saliou - Jenayo gaan alvast aan de slag op het chromebook met opdracht 1  en daarna volgen ze de route die wordt aangegeven in opdracht 2



De rest doet mee met de uitleg

Slide 9 - Diapositive

Sterke werkwoorden in de VT.
Wil je weten of een sterk werkwoord woord op een -d of een -t eindigt?
  • Maak het werkwoord langer, dan hoor je het:
    vond of vont? langer maken: vonden
    dus: vond
    beet of beed? langer maken: beten dus: beet

  • In de tegenwoordige tijd verandert de -v aan het eind van de stam in een -f en 
  • de -z in een -s.
  • In de verleden tijd is dat ook zo:
    blijven – bleef
    lezen – las

Slide 10 - Diapositive

In de verleden tijd wordt vind?
A
Vindt
B
Vinde
C
Vont
D
Vond

Slide 11 - Quiz

In de verleden tijd wordt koop?
A
Koopt
B
Koopte
C
Kocht
D
Kochd

Slide 12 - Quiz

Eindigt op een t
Eindigt op een d
Vind
Fluit
Word
Breng

Slide 13 - Question de remorquage

Meervoud zelfstandige naamwoorden
Bijna alle zelfstandige naamwoorden komen voor in het enkelvoud en in het meervoud. De drie belangrijkste manieren om het meervoud van een zelfstandig naamwoord te maken zijn het toevoegen van: -en, -s en -’s aan het woord.
Elise verzorgt paarden, ezels en pony’s.

Slide 14 - Diapositive



letter toevoegen
letter weglaten
letter veranderen
fles – flessen
daad – daden
scherf – scherven







letter toevoegen
letter weglaten
letter veranderen
fles – flessen
daad – daden
scherf – scherven
Let op!
Meervoud op -’s
Je schrijft -’s als het zelfstandig naamwoord eindigt op een lange klinker die je met één letter schrijft:
-a, -o, -u, -i of -y:
opa – opa’s; piano – piano’s; paraplu – paraplu’s; ski – ski’s; pony – pony’s
 
Schrijf je de lange klinker met meer letters of met een letter met een accent, dan eindigt het meervoud op een -s:
bureau – bureaus, shampoo – shampoos; cowboy – cowboys; café – cafés

Slide 15 - Diapositive

Wat is het meervoud van school?
A
Schools
B
Schoolen
C
Scholen
D
Schoole

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van opa?
A
Opaas
B
Opa's
C
Opas
D
Opaen

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van shampoo?
A
Shampoos
B
Shampoo's
C
Shampos
D
Shampoen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Wat moet je doen
  • Maken: online H3.8 opdracht 1 t/m 5
  • Ben je klaar? Is alles groen? Verdiepingsstof maken of lezen
  • Ben je klaar? Heb je van alle kleuren iets? Herhalingsstof maken of lezen




Leerlingen die bij mij komen voor begeleiding:
Novi - Ties - Rens

Slide 20 - Diapositive

Weten we het?
In deze paragraaf leer je:
 Hoe je de verleden tijd van sterke werkwoorden spelt;
Hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft;
Tien dicteewoorden.

Slide 21 - Diapositive