oefentoets hoofdstuk 2

Oefenvragen ter voorbereiding op de toets.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenvragen ter voorbereiding op de toets.

Slide 1 - Diapositive

Voedingsmiddelen zijn...
A
eten
B
drinken
C
het dagelijkse patroon van eten en drinken
D
alles wat je eet en drinkt

Slide 2 - Quiz

Geef de taak van onderdeel C
A
Geen functie
B
Het aanmaken van bloedcellen
C
voedsel tijdelijk opslaan
D
Het direct doorgeven van voedselbrij

Slide 3 - Quiz

Voedingstoffen kunnen meerdere functies hebben het in het lichaam.
Hier worden 2 uitspraken over gedaan:
Anna: vitaminen kunnen alleen als beschermende stoffen dienen
Stefan: water is een brandstof
Wat is waar?
A
Anna heeft gelijk, Stefan heeft gelijk
B
Anna heeft gelijk, Stefan heeft ongeljk
C
Anna heeft ongelijk, Stefan heeft gelijk
D
Anna heeft ongelijk, Stefan heeft ongelijk

Slide 4 - Quiz

Geef de naam van onderdeel J
A
de lever
B
de galblaas
C
de alvleesklier
D
de maag

Slide 5 - Quiz

Je ziet hier de Maaltijdschijf. Aardappels horen in het ...
A
vak van de groente
B
vak van brood en zetmeel producten
C
vak van het vocht
D
vak van vlees en eiwit

Slide 6 - Quiz

Je ziet hier de Maaltijdschijf. Prei horen in het ...
A
vak van de groente
B
vak van brood en zetmeel producten
C
vak van het vocht
D
vak van vlees en eiwit

Slide 7 - Quiz

Je ziet hier de schijf van 5, elke dag uit de schijf van 5 per maaltijd iets eten is gezond. 
Beoordeel de volgende maaltijd:

Macaroni met gehakt en groente, beetje kaas er over en een schaaltje yoghurt toe.

Is deze maaltijd gezond of niet?
A
ja, alle delen van de schijf van 5 komen in de maaltijd voor
B
nee, er mist nog iets namelijk uit vak geel en groen
C
nee, er mist nog iets namelijk uit vak blauw en oranje
D
nee, er mist nog iets namelijk uit vak blauw en geel

Slide 8 - Quiz

Je ziet hier de Maaltijdschijf. Smeerkaas hoort in het ...
A
vak van de groente
B
vak van brood en zetmeel producten
C
vak van het vocht
D
vak van vlees en eiwit

Slide 9 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van de spijsverteringsorganen. De naam van nummer 06 is ...
A
dunne darm
B
twaalfvingerige darm
C
endeldarm
D
dikke darm

Slide 10 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van de spijsverteringsorganen. Een taak van nummer 11 is...
A
voedsel verzuren
B
gal maken
C
zorgen dat er zetmeel verteerd wordt
D
eiwitten verteerd worden

Slide 11 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van de spijsverteringsorganen. De naam van nummer 10 is ...
A
maag
B
lever
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 12 - Quiz

Baby's en pubers hebben eiwitten en kalk heel hard nodig in het lichaam. Dit komt omdat zij deze stoffen gebruiken als ....
A
brandstof
B
bouwstof
C
energie
D
reservestof

Slide 13 - Quiz

Als de alvleesklier zijn werk niet goed doet ontstaan er problemen in de spijsvertering. Welke?
A
verteringsenzymen worden niet goed aangemaakt
B
vetten worden niet verteerd
C
Geen enkel probleem

Slide 14 - Quiz

Orgaan nummer 3 maakt een stof die ervoor zorgt dat....
A
bacteriën doodt
B
vetten verteert
C
koolhydraten verteert
D
mineralen verteert

Slide 15 - Quiz

Ons voedsel bestaat uit vele soorten voedingsmiddelen. Sla en fruit zijn...
A
plantaardig
B
dierlijk
C
planterig
D
dieraardig

Slide 16 - Quiz

Darmperistaltiek regelt het voedseltransport in de darmen.
In welke organen zijn er peristaltische bewegingen?
A
in de dunne darm
B
in de dikke darm
C
in de maag
D
in alle delen van het spijsveteringstelsel

Slide 17 - Quiz

Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Vetten
Water
Vitamines
Mineralen
Eiwitten
Mineralen
Vetten
Koolhydraten

Slide 18 - Question de remorquage

Vetten
Water
Koolhydraten
Eiwitten
Vitamines mineralen

Slide 19 - Question de remorquage

Iemand heeft diarree. Welk orgaan werkt dan niet goed?
A
Dikke darm
B
Endeldarm
C
Slokdarm
D
In de twaalfvingerige darm

Slide 20 - Quiz

De lever maakt gal. Gal is belangrijk voor ..
A
eiwitvertering
B
vetvertering
C
koolhydraatvertering
D
vitaminevertering

Slide 21 - Quiz

Eiwitten zijn in het lichaam het meest nodig als ..
A
brandstof
B
bouwstof
C
energie
D
reservestof

Slide 22 - Quiz

Maagzuur is belangrijk om...
A
bacteriën te doden
B
vetten te verteren
C
koolhydraten te verteren
D
mineralen op te nemen

Slide 23 - Quiz

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen reacties door voedingstoffen te breken.
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 24 - Quiz

12. Is voedsel kneden een functie van de darmperistaltiek?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

14. Welke stoffen zorgen ervoor dat de vertering sneller gaat?
A
brandstoffen
B
enzymen
C
verteringssappen

Slide 26 - Quiz

16. Hoe kun je een voedselvergiftiging krijgen?
A
door bedorven voedsel te eten
B
door niet gevarieerd genoeg te eten
C
door te weinig vitaminen te eten

Slide 27 - Quiz

17. Welke van de volgende klieren is geen verteringsklier?
A
alvleesklier
B
speekselklier
C
zweetklier

Slide 28 - Quiz

voedingsvezel
vetten
melk
koolhydraten
geen voedingsstof
voedingsstof
vitaminen
biefstuk
ei
mineralen
sla
eiwitten
water
brood

Slide 29 - Question de remorquage

Alle voedingsstoffen, deze heb je nodig om bijvoorbeeld nieuwe cellen te maken
Stoffen die je lichaam heeft opgeslagen om later te gebruiken
Deze stoffen heb je nodig om gezond te blijven.
Stoffen die energie kunnen leveren.
beschermende stof
bouwstof
brandstof
reservestof

Slide 30 - Question de remorquage

Noem de 6 voedingsstoffen

Slide 31 - Question ouverte

Einde oefentoets

Slide 32 - Diapositive