Wiskunde H7

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Aan het einde van deze les:

-Hebben we de ruimtefiguren: prisma, balk en kubus herhaald
-Weten we hoe we een vergrotingsfactor kunnen uitrekenen
-Kunnen we de zijdes van een driehoek berekenen bij gelijkvormige driehoeken

Hoe heet dit ruimtefiguur?

1. kubus
2. kegel
3. balk
4. prisma

Hoe heet het ruimtefiguur hiernaast?

1. prisma
2. kegel
3. piramide
4. balk

Hoe heet dit ruimtefiguur?

1. balk
2. cilinder
3. prisma
4. kubus

Hoe heet dit ruimtefiguur?

1. kegel
2. prisma
3. cilinder
4. piramide

Hoe heet dit ruimtefiguur?

1. prisma
2. balk
3. kegel
4. cilinder

Hoe heet dit ruimtefiguur?

1. piramide
2. kegel
3. cilinder
4. prisma

Welk figuur is vlak?

1. kubus
2. balk
3. cirkel
4. prisma

Welk ruimtefiguur is hiernaast afgebeeld?

1. driehoek
2. vlieger
3. piramide
4. prisma

Hoeveel platte vlakken heeft het prisma?

1. 6
2. 7
3. 8
4. 9

Hoeveel hoekpunten heeft het prisma?

1. 12
2. 14
3. 16
4. 18

Hoeveel ribben heeft het prisma?

1. 12
2. 14
3. 16
4. 18

Gelijkvormige driehoeken

-Welke hoeken zijn hetzelfde?
Schrijf ze in je schrift

Twee figuren zijn gelijkvormig als het origineel en het vergrote/verkleinde figuur:

   

Twee figuren zijn gelijkvormig als het origineel en het vergrote/verkleinde figuur:

Dezelfde vorm hebben
 Gelijke hoeken hebben

Wat betekent het volgende:
ΔKLM ~ ΔNOP

Maak een verhoudingstabel met de volgende gegevens:

∠A = ∠D
∠B = ∠E
∠C = ∠F

Dus: ΔABC ~ ΔDEF

Hoe bereken je de vergrotingsfactor?

Opdracht 1

Bereken de lengte van zijde EF en ED

Opdracht 2

Bereken de lengte van zijde EF

Opdracht 3

Schrijf van alle drie de afbeeldingen de overeenkomstige hoeken op

Kijk de opdrachten na

Opdracht 1:                                                                        Vergrotingsfactor = 40 : 30 = 1.3
<A =< F                                                                                  DE = 27 * 1.3 = 35. 1 mm
<B = < D                                                                                 EF = 13 * 1.3 = 16.9 mm
<C = <E

ΔABC ~ ΔFDE

ΔABC      AB = 30   BC = 27 AC = 13

Δ FDE	FD = 40	DE = ?	EF =?

 
  
  
  
  
 
 
 

^{_{vergrotingsfactor : 40 : 30 = 1.3}}

_{^{DE = 27 * 1.3 = 35,1 mm
EF = 13 * 1.3 = 16,9 mm}}

ΔABC	AB = 30	BC = 27	AC= 13
ΔFDE	FD = 40	DE = ?	EF = ?

Opdracht 2

< A = < D
<B = <E
<C = <F

ΔABC ~ ΔDEF

Vergrotingsfactor= 180 : 95 = 1.89

EF = 90 * 1.89 = 170,1 cm

Opdracht 3

<A = < E
< B = < D
< C = < C

< A = < D
< B = < E
< C = < C

< A = <C
< B = < A

< D = < D

Ben je klaar?

Maak de gemengde opgaven en de D-toets