3V P3

lessonup.app

1 / 31

Slide 1: Diapositive

DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

lessonup.app

Slide 1 - Diapositive

Teil 1: übersetze die Wörter

Deutsch-Niederländisch

Slide 2 - Diapositive

de informatie

Slide 3 - Question ouverte

zich snijden

Slide 4 - Question ouverte

halen

Slide 5 - Question ouverte

naar huis

Slide 6 - Question ouverte

de tand

Slide 7 - Question ouverte

ziek

Slide 8 - Question ouverte

Deutsch-Niederländisch

Slide 9 - Diapositive

der Umschlag

Slide 10 - Question ouverte

das Ziel

Slide 11 - Question ouverte

gelingen

Slide 12 - Question ouverte

passieren

Slide 13 - Question ouverte

der Grund

Slide 14 - Question ouverte

empfehlen

Slide 15 - Question ouverte

vielleicht

Slide 16 - Question ouverte

Grammatik

Ergänze das Personalpronomen

Slide 17 - Diapositive

Wann hast ..... das gesagt? (jij)

Slide 18 - Question ouverte

Wann hast du ..... das gesagt? (hem)

Slide 19 - Question ouverte

Ich habe ..... gestern gesehen. (haar)

Slide 20 - Question ouverte

Wir haben ...... ein Geschenk gegeben. (u)

Slide 21 - Question ouverte

Ich werde ..... morgen besuchen. (jullie)

Slide 22 - Question ouverte

..... haben Blumen gekauft. (wij)

Slide 23 - Question ouverte

Sie haben ..... schöne Blumen geschenkt. (hen)

Slide 24 - Question ouverte

Grammatik

Verben, bilde das Präteritum

Slide 25 - Diapositive

Benoem het werkwoord wat tussen haakjes staat in de verleden tijd.
____________(dürfen) ihr dort parken?

Slide 26 - Question ouverte

Benoem het werkwoord wat tussen haakjes staat in de verleden tijd.
Niemand ____________ (wissen), wo du bist.

Slide 27 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het woord tussen haakjes in de verleden tijd?:
du __________ (wollen)

Slide 28 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het woord tussen haakjes in de verleden tijd?:
er ________ (dürfen)

Slide 29 - Question ouverte

Benoem het werkwoord wat tussen haakjes staat in de verleden tijd.
Wann _________ (können) Sie weg?

Slide 30 - Question ouverte

Hoe ging deze stof naar jou gevoel?

😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage