17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.4 Het belang van de nucleotidevolgorde

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Soorten mutaties
Puntmutatie: verandering van één nucleotide

Chromosoommutatie: verandering in een chromosoom

Genoommutatie: verandering in het aantal chromosomen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Leesraamverschuiving (frameshift)
Als gevolg van een insertie
of deletie wordt een totaal
ander eiwit gecodeerd.
Of er ontstaat op een andere
plek een start- of stopcodon.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Introns bevatten niet-coderend DNA. Mutaties zijn daarom meestal niet zichtbaar in het fenotype, tenzij het een mutatie betreft in een regulatorgen.

Mutaties in exons kunnen ook synoniem zijn, dus een substitie wat leidt tot hetzelfde aminozuur.

STR's bevinden zich in niet-coderend DNA


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Gevolgen van mutaties - plaats
  • Mutatie in een niet-coderend deel van het DNA => gevolgen nihil, behalve bij genregulatie-deel
  • Mutatie in coderend deel => gevolgen wisselend 
  • Bijvoorbeeld in wiebelbase => geen gevolgen
  • Verandering van de aminozuurvolgorde => kleine tot zeer grote gevolgen

Slide 9 - Diapositive

Gevolgen van mutaties - celtype
  • Mutatie in een inactief gen van een weefselcel => geen gevolgen
  • Mutatie in een stamcel => kleine tot grote gevolgen
  • Mutatie in een geslachtscel => kleine tot grote gevolgen

Slide 10 - Diapositive

Verstoringen celcyclus
Tumorsuppressor genen: genen die de celdeling remmen of apoptose (gecontroleerde celdood) stimuleren.
Als er een mutatie in een dergelijk gen optreedt kan een tumor ontstaan.
Proto-oncogenen: genen die de celdeling stimuleren.
Als er een mutatie in een dergelijk gen optreedt waardoor het actiever wordt kan een tumor ontstaan.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wanneer hoeven mutaties geen gevolgen te hebben? (meerdere antwoorden kunnen juist zijn)
A
Als ze plaatsvinden in introns
B
Als ze plaatsvinden in exons
C
Als ze plaatsvinden in STR's

Slide 14 - Quiz

Welke mutaties hebben de grootste gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 15 - Quiz

Bij het syndroom van Down betreft het een ;
A
genoommutatie
B
Chromosoommutatie
C
puntmutatie

Slide 16 - Quiz

Wanneer treedt er een "frameshift 'op
A
Alleen bij een deletie
B
Alleen bij een substitutie
C
Alleen bij een deletie en insertie
D
Bij alle puntmutaties

Slide 17 - Quiz

21. Wat voor soort genmutatie zien we hier?
A
Deletie
B
Insertie
C
Verkeerde base
D
Substitutie

Slide 18 - Quiz

Welk soort mutatie heeft hiernaast plaatsgevonden?
A
Deletie
B
Substitutie
C
Insertie
D
Desertie

Slide 19 - Quiz

Maak van 17.4 opdr. 44, 45 en 47

Slide 20 - Diapositive