4/2 gramaatica 3.6 bedrijvende en lijdende vorm

Bedrijvende en lijdende vorm
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bedrijvende en lijdende vorm

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je benoemen wat  bedrijvende vorm en lijdende vorm inhouden;
  • kun je onderscheid maken tussen bedrijvende en lijdende vorm;
  • kun je zinnen met een lijdende vorm herschrijven in de bedrijvende vorm en omgekeerd.


Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm?
A
Het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm is wie de handeling uitvoert.
B
Er is geen verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.
C
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin de handelende persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin de handeling ondergaat.
D
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin altijd een persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin altijd een object is.

Slide 3 - Quiz

In de lijdende vorm doet het onderwerp ...
A
iets
B
niets

Slide 4 - Quiz

De lijdende vorm wordt ook wel de actieve vorm genoemd.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Een zin in de lijdende vorm bevat altijd het hulpwerkwoord worden of zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Een zin in de lijdende vorm heeft nooit een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Hoe maak je een lijdende vorm?
A
Je maakt van het onderwerp een lijdend voorwerp
B
Je maakt van het meewerkend voorwerp een lijdend voorwerp
C
Je zet de bijwoordelijke bepaling achteraan
D
Je maakt van het lijdend voorwerp het onderwerp

Slide 8 - Quiz

Wat is de bedrijvende vorm van 'de auto wordt gerepareerd door de monteur'?
A
De monteur repareert de auto.
B
De auto wordt door de monteur gerepareerd.
C
De auto is gerepareerd door de monteur.
D
De auto wordt gerepareerd door de monteur.

Slide 9 - Quiz

Selecteer de zin in de lijdende vorm.
A
De koe eet gras.
B
Door de koe wordt het gras gegeten.
C
De koe graast.
D
Obama eet de koe.

Slide 10 - Quiz

Welke zin staat in de (passieve) lijdende vorm?
A
Lieke zette de taart op het aanrecht
B
De taart wordt door Lieke op het aanrecht gezet
C
Het aanrecht krijgt een taart van Lieke
D
Wordt de taart op het aanrecht gezet

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Het verschil
  • Bedrijvend = actief: je (het onderwerp) doet iets
  • Lijdend = passief: je (het onderwerp) ondergaat iets

Slide 13 - Diapositive

Van bedrijvend naar lijdend
Van een bedrijvende zin waarin een lijdend voorwerp staat, kun je een lijdende zin maken. Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt het onderwerp van de lijdende zin.

   Lijdensvoorwerp                                -->                                       wordt onderwerp



Bedrijvende zin - actief
Jaimie | laat | de hond | uit.
o = Jara
wg = laat uit
lv = de hond
Lijdende zin - passief
De hond | wordt | uitgelaten.
o = De hond
wg = wordt uitgelaten

Slide 14 - Diapositive

Van bedrijvend naar lijdend
De hond wordt uitgelaten door Jaimie.
In sommige passieve zinnen staat informatie over wie de handeling uit het werkwoordelijk gezegde verricht. 
Het zinsdeel met door maakt duidelijk wie iets doet. 
--> Dit noemen we een door-bepaling. De door-bepaling benoemen we in de zinsontleding als bijwoordelijke bepaling (bwb).




Lijdende vorm
De hond | wordt | uitgelaten | door Jaimie.
o = De hond
wg = wordt uitgelaten
bwb = door Jaimie.

Slide 15 - Diapositive

Werkwoorden/werkwoordenlijk gezegde in lijdende zinnen
Lijdende zinnen bestaan altijd uit een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn + voltooid deelwoord.

In de onvoltooide tijd staat altijd:  worden/werden + voltooid deelwoord.
De hond wordt door Jaimie uitgelaten.

In de voltooide tijd staat altijd: zijn/waren + voltooid deelwoord.
De hond is door Jaimie uitgelaten.




Slide 16 - Diapositive

In het kort de kenmerken van een lijdende zin:

1 Het onderwerp doet zelf niets, maar ondergaat de handeling.
2 Er staat een door-bepaling in, of die kun je erbij bedenken.
3 De zin bevat een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn + voltooid deelwoord.




Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Zet in de lijdende vorm:
'Mijn kat Maud heeft mijn bank kapot gekrabd.'

Slide 19 - Question ouverte

Zet in de lijdende vorm:
'Mijn kat Maud zal mijn bank kapot krabben.'

Slide 20 - Question ouverte

Ik kan benoemen wat bedrijvende en lijdende vorm is, kan deze herkennen en kan zinnen omzetten van de bedrijvende naar de lijdende vorm en andersom.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage