Week 2- lesson 4- Grammar- The future tense

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aims
At the end of this lesson
I learn about the future tens and its different ways of using it
(Ik leer over de toekomstige tijden en de verschillende manieren om ze te gebruiken)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

The future!

Slide 4 - Diapositive

Grammar

Slide 5 - Diapositive

4 manieren om over de toekomst te praten

Slide 6 - Diapositive

Present simple with a future meaning (1)

Slide 7 - Diapositive

We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
A
leaves
B
is leaving
C
is going to leave
D
will leave

Slide 8 - Quiz

Uitleg
leaves 

want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).

Slide 9 - Diapositive

Present continuous with a future meaning (2)

Slide 10 - Diapositive

I almost forgot. I need to leave earlier. I ___________________ (see) my doctor this afternoon.
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 11 - Quiz

Uitleg
am seeing

want het gaat hier om een afspraak, waarvan je de tijd en/of plaats weet.

Slide 12 - Diapositive

To be+ going to+ ww (3)

Slide 13 - Diapositive

Do you see those clouds? It _______________________ (rain) a lot today!
A
rains
B
is raining
C
is going to rain
D
will rain

Slide 14 - Quiz

Uitleg
is going to rain

want je maakt een voorspelling met bewijs, je ziet de wolken (clouds)

Slide 15 - Diapositive

I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 16 - Quiz

Uitleg
am going to see

want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt. 

Slide 17 - Diapositive

will/won't + ww

Slide 18 - Diapositive

Oof! That bag looks really heavy. I ________________ (help) you with that!
A
help
B
am helping
C
am going to help
D
will help

Slide 19 - Quiz

Uitleg
will help

want je biedt aan om te helpen.

Slide 20 - Diapositive

When I grow up, I ___________________ (live) in a huge house.
A
live
B
am living
C
am going to live
D
will live

Slide 21 - Quiz

Uitleg
will live

want je maakt een voorspelling voor de toekomst, maar je hebt er geen bewijs voor, je denkt/hoopt het.

Slide 22 - Diapositive

I can hear the phone ringing in the other room. I _____ (get) it!
A
get
B
am getting
C
am going to get
D
will get

Slide 23 - Quiz

Uitleg
will get

want je hoort de telefoon in de andere kamer, en je besluit spontaan om op te nemen.
 bij besluiten gebruik je will + werkwoord

Slide 24 - Diapositive

We ______ (meet) Jackie and Robin at the swimmingpool at 3pm.
A
meet
B
are meeting
C
are going to meet
D
will meet

Slide 25 - Quiz

Uitleg
am meeting

want het gaat om een afspraak, en je weet de plaats (swimming pool) en/of de tijd (at 3pm).

Slide 26 - Diapositive

It's a fact that a newborn panda _____ (weigh) as much as a cup of tea.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 27 - Quiz

Uitleg
weighs

want het gaat hier om een feit (fact) en dan gebruik je het gewone werkwoord. 
Er komt hier een s achter, want dat moet na een he/she/it. 
Een panda is een it.

Slide 28 - Diapositive