Les 27 Poëzie

Les 27 
Poëzie
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 27 
Poëzie

Slide 1 - Diapositive

Poëzie
Oefening 1 en 2 op p. 329

Bekijk het fragment op Pelckmans Portaal. 
Lees nadien het gedicht op p. 329.
Beantwoord daarna de vragen via Lessonup.

Slide 2 - Diapositive

a. Hoe heeft het gedicht van Herman de Coninck hem beïnvloed?

Slide 3 - Question ouverte

b. Lijkt de vorm van deze hiphoptekst op poëzie? Leg uit.

Slide 4 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 2 op p. 329

Oplossingen

a. Hij probeert eerlijker te zijn in zijn teksten. Ook in deze tekst heeft hij het over de waarheid en eerlijkheid.

b. Ja. De tekst is ook opgedeeld in strofes en er wordt rijm gebruikt (bv. verloofd – beloofd). De taal is belangrijk: de woorden moeten krachtig zijn.

==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 5 - Diapositive

Poëzie
Oefening 3 op p. 330

Bekijk de gedichten op p. 330-331.

Slide 6 - Diapositive

a. Welk gedicht is jouw favoriet? Waarom? Gebruik enkele woorden uit de lijst van p. 331.

Slide 7 - Question ouverte

b. Welk gedicht spreekt jou minder aan? Waarom? Gebruik woorden uit de lijst van p. 331.

Slide 8 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 3 op p. 330

Vraag c

Plaats de gedichten A, B, C en E bij het juiste thema.

Slide 9 - Diapositive

liefde
ouderdom
school
B
A
C
E

Slide 10 - Question de remorquage

d. Met welke poëtische taal verwoorden de dichters deze zinnen?

- ze eten boterhammen, maar vinden die niet lekker (gedicht B)

Slide 11 - Question ouverte

d. Met welke poëtische taal verwoorden de dichters deze zinnen?

- ze keek me blij aan (gedicht C)

Slide 12 - Question ouverte

d. Met welke poëtische taal verwoorden de dichters deze zinnen?

- je kuste een zachte wang (gedicht C)

Slide 13 - Question ouverte

d. Met welke poëtische taal verwoorden de dichters deze zinnen?

- de zon begint te schijnen (gedicht E)

Slide 14 - Question ouverte

d. Met welke poëtische taal verwoorden de dichters deze zinnen?

- ik ben hier vaak wakker geworden (gedicht E)

Slide 15 - Question ouverte

e. Welke foto past het best bij het gedicht 1 september?
A
Foto 1
B
Foto 2
C
Foto 3

Slide 16 - Quiz

Poëzie
Oefening 3 op p. 330

Oplossingen

a. Eigen antwoord
b. Eigen antwoord 
c. 
- liefde: A, E
- ouderdom: C
- school: B

==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 17 - Diapositive

Poëzie
Oefening 3 op p. 330

Oplossingen

d. 
- lange tanden bijten boterhammen stuk
- glinsterden haar ogen
- als kuste je een theedoek aan de lijn
- de zon breekt haar kamers open
- ik heb zoveel ochtenden verzameld tussen deze muren

==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Poëzie
Theoriekader op p. 332

Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.

Slide 20 - Diapositive

Poëzie
Oefening 4 op p. 332

Herlees de laatste drie gedichten.

Slide 21 - Diapositive

a. Zoek in gedicht E nog een voorbeeld van een personificatie.

Slide 22 - Question ouverte

b. Zoek in gedicht F nog een voorbeeld van een vergelijking.

Slide 23 - Question ouverte

c. Koos Meinderts vervangt in gedicht D het woord getob in de tweede strofe door gezeur. Waarom doet hij dat?

Slide 24 - Question ouverte

d. Wat zegt Meinderts in zijn gedicht over de typische kleuren van speelgoed voor jongens (blauw) en meisjes (roze)?

Slide 25 - Question ouverte

Schooltaalwoord
! Opgelet !

Het woord 'typische' uit vraag d is een schooltaalwoord

Je duidt dit woord aan in de cursus. Je schrijft onderaan in de cursus een zin met dit woord zodat de betekenis duidelijk wordt.

Slide 26 - Diapositive

e. Waarom voelt de ik-figuur van gedicht F zich anders dan de anderen?

Slide 27 - Question ouverte

f. Wat zegt de ik-figuur van gedicht F over ‘de dingen’? Leg uit.

Slide 28 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 4 op p. 332

Oplossingen

a. de brievenbus eet kranten
b. met steken groot als halzen van flamingo’s
c. omwille van het eindrijm

==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 29 - Diapositive

Poëzie
Oefening 4 op p. 332

Oplossingen

d. Hij vindt het belachelijk: het gaat om welk speelgoed je geeft, niet om de kleur ervan.
e. Hij kijkt anders naar de dingen.
f. Dat ze prachtig zijn. Hij ziet dat, maar de andere mensen niet. Als ze dat ook zouden zien, zouden ze niet kunnen stoppen met kijken ernaar.

==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 30 - Diapositive

Poëzie
Oefening 6 op p. 334

Lees de gedichten van Stijn De Paepe op p. 334.

Slide 31 - Diapositive

a. Wat valt op in de even verzen van het tweede gedicht?

Slide 32 - Question ouverte

b. Wat is de boodschap van beide gedichten?

- Gedicht 1?

Slide 33 - Question ouverte

b. Wat is de boodschap van beide gedichten?

- Gedicht 2?

Slide 34 - Question ouverte

c. In het eerste gedicht zijn woorden gemarkeerd. Wat hebben deze woorden gemeen?

Slide 35 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 6 op p. 334

Vraag d 

Doe hetzelfde in het tweede gedicht. Gebruik vier kleuren.
Markeer de woorden die op elkaar rijmen in dezelfde kleur.


Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Poëzie
Theoriekader op p. 335

Lees de theorie en duid de belangrijke termen aan.

Slide 38 - Diapositive

Poëzie
Oefening 7 op p. 335

Lees de knipselgedichten van Wim Paeshuyse. 

Slide 39 - Diapositive

a. Hoe zijn deze gedichten gemaakt?

Slide 40 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 7 op p. 335

Vraag b

Kies een woord dat naar jouw gevoel bij de gedichten past.

Slide 41 - Diapositive

c. Welk knipsel uit de gedichten vind je mooi of treffend?

Slide 42 - Question ouverte

d. Vat het verhaal van het eerste gedicht samen in één zin.

Slide 43 - Question ouverte

e. Wat is het thema van het tweede gedicht?

Slide 44 - Question ouverte

d. De dichter gebruikt vaak woorden met dezelfde beginmedeklinkers in hetzelfde vers. Geef een voorbeeld.

Slide 45 - Question ouverte

Poëzie
Oefening 7 op p. 334

Oplossingen

a. Titels uit een tijdschrift of krant zijn op een grote afbeelding gekleefd.
b. Eigen antwoord
c. Eigen antwoord 
d. Een roerei belandt in de pan.
e. een beëindigde vriendschap
f. voor dag en dauw, met een krop in mijn keel


==> ! Verbeter MET EEN ANDERE KLEUR !

Slide 46 - Diapositive

Poëzie
Oefening 7 op p. 335

Vraag g

Verbind de poëtische taal met de juiste stijlfiguur.

Slide 47 - Diapositive

personificatie
hyperbool
vergelijking
een roerei maakt een reis
ik vergeet niets en ik vergeef niemand
zoals kamer na kamer leegmaken

Slide 48 - Question de remorquage