leerjaar 1-dt6-week1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica: Zinsontleding

1. Herhalen

2. Het lijdend voorwerp

Wat is het eerste zinsdeel dat je zoekt als je een zin gaat ontleden?

Op welke drie manieren kan je de pv vinden?

Op welke manier vind je het onderwerp van de zin?

Uit welke werkwoorden bestaat het gezegde van de zin?

1. de persoonsvorm
2. de werkwoorden die over blijven in de zin
3. alle werkwoorden bij elkaar
4. werkwoorden? wat zijn dat?

Het lijdend voorwerp

Waar denk je aan
bij het werkwoord
eten?

Het lijdend voorwerp (vervolg)

-Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. 

-Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling in de zin.

-Je vraagt: wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 

Voorbeeld: Hans koopt een schilderij. 

Je vraagt: Wie of wat koopt Hans? 

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin ontleden.

1. ik
2. kan
3. kan ontleden
4. deze zin

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Piet en zijn zus hebben een mooie beker gewonnen

1. Piet en zijn zus
2. beker
3. een mooie beker
4. hebben gewonnen

Stappenplan zin ontleden

1. Zoek de persoonsvorm (tijdproef/ vraagproef)

2. Verdeel de zin in zinsdelen (zinsdeelproef)

3. Zoek het onderwerp (Wie of wat + pv?)

4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (Alle werkwoorden in de zin)

5. Zoek het lijdend voorwerp (Wie of wat + wg + ow?)