3.5 woorden (les 2)

3.5 woorden (les 1)
Vandaag:
  • Wat moeten we nog doen?
  • Uitleg kijk- en luistertoets maandag 
  • Starten met 3.5 woorden
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.5 woorden (les 1)
Vandaag:
  • Wat moeten we nog doen?
  • Uitleg kijk- en luistertoets maandag 
  • Starten met 3.5 woorden

Slide 1 - Diapositive

Programma 
  • Vandaag -> starten met 3.5 woorden 
  • Morgen -> laatste keer oefenen kijk- en luistertoets
  • Maandag -> kijk- en luistertoets (kan je niet voor leren)

Slide 2 - Diapositive

H3 en H4 woorden, grammatica en spelling
Welke onderdelen moeten we hiervoor doen?
  • 3.5 woorden -> vandaag beginnen
  • 3.7 grammatica
  • 3.8 spelling
  • 4.5 woorden
  • 4.7 grammatica
  • 4.8 spelling 

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel vandaag
- Je weet wat figuurlijk taalgebruik is.

- Je kent het verschil tussen uitdrukking en een spreekwoord.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Het woord 'instorten' heeft twee betekenissen. De ene betekenis is letterlijk, de andere betekenis is figuurlijk.

Welke betekenis is figuurlijk?
A
ineenstorten, kapotgaan
B
een crisis hebben, zodat je niet meer kunt functioneren

Slide 6 - Quiz

Welke betekenis van 'instorten' wordt bedoeld?

De toren staat op instorten.
A
ineenstorten, kapotgaan
B
een crisis hebben, zodat je niet meer kunt functioneren

Slide 7 - Quiz

Welke betekenis van 'instorten' wordt bedoeld?

Zijn wereld stortte in.
A
ineenstorten, kapotgaan
B
een crisis hebben, zodat je niet meer kunt functioneren

Slide 8 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Dat is een goed middel voor je zieke paard.
B
Dat is een paardenmiddel voor die kwaal.

Slide 9 - Quiz

Verschil spreekwoorden en uitdrukkingen
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een wijsheid of tip.
    Bijvoorbeeld: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. 

  • Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken.
    Bijvoorbeeld: vlinders in je buik hebben. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Spreekwoord of uitdrukking?

Vele handen maken licht werk
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 12 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Met je hoofd in de wolken lopen
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 13 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 14 - Quiz

De appel valt niet ver van de boom
A
Appels worden geplukt van een boom
B
Appels vallen niet ver
C
Kinderen lijken vaak op hun ouders
D
Hele goede vrienden zijn

Slide 15 - Quiz

Geen kind hebben aan iemand
A
Kinderen lijken vaak op hun ouders
B
Geen last hebben van iemand
C
Jouw eigen kind of kinderen
D
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel

Slide 16 - Quiz

Schema woorden 3.5
  • Je krijgt een schema met de woorden van 3.5 en daarbij een voorbeeldzin. Op de andere bladzijde staat de betekenis. Zet de letter van de juiste betekenis in het goede vak

Slide 17 - Diapositive