Les 17 C5 Grammatica §1 Werkwoord

C5 Grammatica §1 Werkwoord
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

C5 Grammatica §1 Werkwoord

Slide 1 - Diapositive

Herhalen

Slide 2 - Diapositive

Hoe noemen we een werkwoord ook wel?
A
voorzetsel
B
woordsoort
C
naamwoord

Slide 3 - Quiz

In een zin staat soms een werkwoord en soms ook meerdere werkwoorden
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of overkomt.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Kunnen werkwoorden van vorm veranderen?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

De artiesten hebben een luid applaus gekregen.
Wat is, of wat zijn de werkwoorden?
A
hebben
B
luid
C
artiesten
D
gekregen

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoord?
De speler maakt een doelpunt.

Slide 8 - Diapositive

Wat is het werkwoord?
De bel klinkt heel hard op het plein.

Slide 9 - Diapositive

Wat is het werkwoord?
Het regent vandaag echt heel erg hard.

Slide 10 - Diapositive

Wat is het werkwoord?
Het regent vandaag echt heel erg hard.
Is het vetgedrukte woord een werkwoord?
  • Ik lust geen pepernoten. 
  • Jij hebt talent voor muziek.
  • Yvette kan het nieuws goed volgen. 
  • Op 18 mei ontsnapte een gorilla uit zijn hok in Diergaarde Blijdorp. 
  • Morgen bezoeken de koning en koningin het Wilhelmina Ziekenhuis.
  • Myrthe heeft altijd geluk!
  • Danny C. kreeg een gevangenisstraf van 3 jaar. 
  • De kiwi is de bekendste vogelsoort van Nieuw-Zeeland.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Verder oefenen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

  1. Bedenk en een zin van ten minste zes woorden. Er moet één werkwoord in de zin staan.
  2. Schrijf nog een zin van zes woorden op, maar nu met twee werkwoorden.
  3. Schuif je papiertje door en lees elkaars zinnen. Controleer of er in de eerste zin één werkwoord staat en in de tweede zin twee werkwoorden.

Slide 18 - Diapositive