22. Thema 4, week 1 Les 4 en 3 het hele werkwoord

Schrijf een heel werkwoord op?
1 / 44
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Schrijf een heel werkwoord op?

Slide 1 - Question ouverte

lesdoel groep 8
Ik kan het hele werkwoord 
(de infinitief) 
correct spellen.

de infinitief
betekent
het hele werkwoord

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive


Slide 6 - Question ouverte


Slide 7 - Question ouverte


Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte

Hoe kun je de infinitief ook wel noemen?
A
appel methode
B
persoonsvorm
C
hele werkwoord
D
woordenboekvorm

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive


Slide 12 - Question ouverte


Slide 13 - Question ouverte


Slide 14 - Question ouverte


Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte


Slide 17 - Question ouverte


Slide 18 - Question ouverte


Slide 19 - Question ouverte

Jij sliep vannacht.
Vannacht was jij aan het .......

Slide 20 - Question ouverte

Ik probeer het.
Ik zal het het .......

Slide 21 - Question ouverte

Ik liep.
Ik kan .......

Slide 22 - Question ouverte

Zij schreef een brief.
Ik kan en brief .......

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het hele werkwoord bij ...
heb
A
zijn
B
heeft
C
hadden
D
hebben

Slide 24 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van:

aten
A
at
B
aten
C
eten
D
eeten

Slide 25 - Quiz

Wat is het hele werkwoord bij ...
is
A
was
B
zijn
C
ben
D
waren

Slide 26 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van:

lees
A
lezen
B
lesen
C
leezen
D
leest

Slide 27 - Quiz

Wat is het hele werkwoord van:

Ik las een boek
A
lezen
B
lesen
C
leezen
D
leest

Slide 28 - Quiz

Hij rent naar de overkant.

Wat is het hele werkwoord van "rent"?
A
ren
B
rent
C
rennen
D
gerend

Slide 29 - Quiz

Wat weet jij over STERKE werkwoorden

Slide 30 - Question ouverte

lesdoel groep 7
Ik kan sterke werkwoorden (klankveranderde) werkwoorden in de verleden tijd correct spellen.


Slide 31 - Diapositive

Sterke werkwoorden zijn
werkwoorden die.....
A
van klank veranderen (bijv. lopen - liepen)
B
niet van klank veranderen (bijv. bellen - belden )

Slide 32 - Quiz

Zingen is een sterk werkwoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

wat is een sterk werkwoord?
A
lopen
B
fietsen
C
starten
D
wandelen

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

aan het werk
SPELLING

Thema 4, week 1 - les 4
Opgave 2 en 3
10 x plussen

Daarna dictee 3


Slide 44 - Diapositive