Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Stambomen en erfelijkheidsonderzoek
Klas 3 HV
Slide 1 - Diapositive
Bij katten is het gen voor een gevlekte vacht (R) dominant over dat voor een ongevlekte vacht (r). Een vrouwtje met gevlekte vacht krijgt nakomelingen van een mannetje met gevlekte vacht. Onder de jongen zijn dieren met een gevlekte vacht en dieren met een ongevlekte vacht. Wat zijn de genotypen van de ouderdieren?
A
Rr x rr
B
rr x rr
C
Rr x RR
D
Rr x Rr
Slide 2 - Quiz
Lesdoel
Je kent de term geslachtsgebonden overerving en kunt dit toepassen bij het doen van voorspellingen over het genotype van nakomelingen en of ouders.
Slide 3 - Diapositive
Stambomen en erfelijkheidsonderzoek
Bekijk straks de filmpjes op de volgende slide.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Vidéo
Wanneer laten mensen een prenataal onderzoek uitvoeren?
A
Voor de bevruchting
B
Tijdens de zwangerschap
C
na de geboorte
Slide 8 - Quiz
Samengevat Stamboom
Slide 9 - Diapositive
Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond
Slide 10 - Quiz
Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap haarkleur wel of niet X-chromosomaal is?
A
Nee
B
Ja, het is X-chromosomaal
C
Ja, het is niet X-chromosomaal
Slide 11 - Quiz
Samengevat
Stamboom
- Is een schema waarin wordt weergegeven wat het fenotype is, van familieleden,
-voor een bepaalde eigenschap. Je kunt uit een stamboom aflezen hoe een
bepaalde eigenschap overerft.
Erfelijkheidsonderzoek
- Wordt uitgevoerd wanneer je wil weten of een bepaalde eigenschap erfelijk is. Twee voorbeelden:
*prenataal: tijdens de zwangerschap, om te controleren of je ongeboren kind risico loopt op een bepaalde aandoening
* tijdens leven: om te controleren of jezelf risico loopt op een bepaalde