Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Organen en cellen
Oefentoets Thema 2
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a.
Slide 1 - Diapositive
Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel
Cel
Slide 2 - Question de remorquage
Bekijk de afbeelding van de orgaanstelsels.
Zet de juiste naam onder het juiste orgaanstelsel.
ademhalingsstelsel
bloedvatenstelsel
Slide 3 - Question de remorquage
Bekijk de afbeelding van de orgaanstelsels.
Zet de juiste naam onder het juiste orgaanstelsel.
Beenderstelsel
verteringsstelsel
Slide 4 - Question de remorquage
De organen van planten zijn...
A
Het blad en de nerven
B
Stengel en een kiem
C
Wortel, stengel, bladeren en bloemen
D
Hoofdwortel, zijwortel en wortelharen
Slide 5 - Quiz
R2
Bouw van de wortel. Sleep de juiste naam naar het onderdeel.
wortelharen
hoofdwortel
zijwortel
Slide 6 - Question de remorquage
Dierlijke cel
Plantaardige cel
Slide 7 - Question de remorquage
Plastide
Celwand
Cytoplasma
Vacuole
Celmembraan
Kern
Slide 8 - Question de remorquage
Basenparen: Welke hoort bij elkaar?
G
A
T
C
Slide 9 - Question de remorquage
Kerndeling
celdeling
plasmagroei
dochtercel
moedercel
Slide 10 - Question de remorquage
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit eiwitten
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat zijn chromosomen?
A
lange dunne draden DNA in de celkern
B
celkernen
C
organellen
D
lange dunne draden DNA in de cytoplasma
Slide 12 - Quiz
Kun je chromosomen zien onder de microscoop?
A
ja
B
nee
C
alleen als de cel kapot gaat
D
alleen als de cel zich gaat delen.
Slide 13 - Quiz
Welke is een voorbeeld van een erfelijke eigenschap?
A
kromme arm na een armbreuk
B
oogkleur
C
tattoo die niet meer weggaat
D
geel geverfd haar
Slide 14 - Quiz
In de afbeelding is een dierlijk weefsel getekend.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
In afbeelding 1 is een orgaan getekend.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
In één van de preparaten is er geen celwand om de cellen heen.
Welk preparaat is dat?
A
In preparaat 1.
B
In preparaat 2.
C
In preparaat 3.
D
In preparaat 4.
Slide 17 - Quiz
Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan
Celwand
Vacuole
Slide 18 - Question de remorquage
Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel
Slide 19 - Quiz
Welk deel van een cel vervoert stoffen in de cel?
A
De celkern.
B
De celwand.
C
Het cytoplasma.
D
De vacuole.
Slide 20 - Quiz
Celwanden zorgen voor stevigheid.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
In de afbeelding is een bladcel afgebeeld. Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? .......
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.
Slide 22 - Quiz
Inde afbeelding zie je...
A
een cel
B
een weefsel
C
een orgaan
D
een orgaanstelsel
Slide 23 - Quiz
Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet
Slide 24 - Quiz
Welke functie hebben voedingsstoffen?
Slide 25 - Question ouverte
Wat zijn cellen? Geef GEEN voorbeeld
Slide 26 - Question ouverte
Vacuole is
A
blaasje in plantaardige cellen dat gevuld is met vocht: Geeft stevigheid en vorm
B
Het is een cel
C
Het is een deel van het cytoplasma
D
het is een onderdeel van de celwand van een plantaardige cel
Slide 27 - Quiz
Celmembraan is...
A
een dun vliesje om het cytoplasma
B
Dit zit alleen in een plantaardige cel
C
Het is een stevige wand die stevigheid geeft
D
het is een vliesje dat goed afsluit, er gaat niets doorheen
Slide 28 - Quiz
Celplasma (of cytoplasma) is...
A
dit zijn de bladgroenkorrels in een dierlijke cel
B
het zijn opgeloste stoffen
C
bestaat alleen uit water
D
dikke vloeistof die bestaat uit water met opgeloste stoffen.
Slide 29 - Quiz
23. Wat is bladmoes?
A
een eetbaar gedeelte van het blad
B
het groene gedeelte van het blad wat tussen de nerven ligt.
C
bladmoes zorgt voor stevigheid
D
bladmoes zorgt ervoor dat planten water krijgen
Slide 30 - Quiz
Welk nummer geeft bladmoes aan?
A
1
B
2
C
3
D
5
Slide 31 - Quiz
Welke proces vindt plaats in het bladmoes?
A
Vervoer van water en glucose
B
Hier maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen
C
Ondersteuning van de nerven
Slide 32 - Quiz
Wat is de functie van de celkern?
A
Stevigheid bieden
B
Vocht vasthouden
C
Opslag van DNA
D
Stoffen die in de cel kommen vervoeren
Slide 33 - Quiz
Zit er in de kern van een cel in je maag, informatie over wat de lever doet?
A
ja
B
nee
Slide 34 - Quiz
1. Iemand met het down syndroom heeft 49 chromosomen 2. De meeste mensen hebben 46 chromosomen
A
1: waar
2: niet waar
B
1: niet waar
2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar
Slide 35 - Quiz
Zenuwweefsel
Botweefsel
Spierweefsel
Slide 36 - Question de remorquage
Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een groep cellen met een andere vorm en functie
Slide 37 - Quiz
Een weefsel heeft tussencelstof.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Welke drie plastiden zijn er?
A
bladgroen-zetmeel-waterpestkorrels
B
zetmeel-waterpest-kleurstofkorrels
C
kleurstof-paprika-zetmeelkorrels
D
kleurstof-bladgroen-zetmeelkorrels
Slide 39 - Quiz
Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur. Een type plastide verandert in een andere type plastide.
Welk plastide was er eerst, en ik welke plastide verandere hij?