Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Gezond bewegen
Om te bewegen heb je energie nodig!
Waar komt deze energie vandaan?
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Verbranding
Waar vindt verbranding plaats in je lichaam?
Wat wordt er verbrand in je lichaam?
Slide 3 - Diapositive
Cellen
Cellen zijn kleine bouwstenen van organismen. Alles wat leeft bestaat uit cellen. Er zijn veel verschillende cellen: zenuwcellen, botcellen, spiercellen, huidcellen
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Brandstof voor je cellen
Bijna alle voedingsmiddelen bevatten brandstoffen. Een brandstof levert je lichaam energie.
Een bevat meer energie dan een
Brandstoffen in voedsel zijn: koolhydraten(suikers), eiwitten en vetten.
Slide 6 - Diapositive
ENERGIE IN VOEDSEL
De hoeveelheid energie wordt aangegeven in de
kilocalorie (kcal) of kilojoule (kJ).
Op verpakkingen van voedsel staat hoeveel energie
(kcal en kJ) het bevat per 100 gram.
Slide 7 - Diapositive
Energiebehoefte en energie inname
Slide 8 - Diapositive
Nu weet je wat calorieën zijn.
Alleen hoeveel calorieën verbruik je tijdens beweging?
Slide 9 - Diapositive
Hoe lang denk je dat je zou moeten wandelen (normaal tempo 6km/u) om alle calorieën van een 'big mac' (510 kcal) weer te verbruiken?
A
25 minuten
B
50 minuten
C
75 minuten
D
100 minuten
Slide 10 - Quiz
Hoeveel calorieën verbruik je met een uur fietsen? (16 km/u)
A
240 kcal
B
300 kcal
C
360 kcal
D
420 kcal
Slide 11 - Quiz
Energie in voedingsmiddelen herkennen
Hoeveel energie heb je nodig?
De eenheid van energie is joule (J). In 100 ml siroop zit 153 kJ energie (kJ = kilojoule = 1000 joule). Eronder staat nog iets anders: 37 kcal. De calorie (cal) is een verouderde eenheid voor energie. In de wetenschap gebruiken ze de joule.