H2 - Oefentoets 3.7, 3.8 en 3.9
1 / 28
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
De kat werd door de hond achtervolgd.
A
lijdend
B
bedrijvend
Slide 3 - Quiz
De jarige opent het enorme cadeau in de gang.
A
lijdend
B
bedrijvend
Slide 4 - Quiz
De boom wordt bijna omgehakt door de vermoeide houthakker
A
lijdend
B
bedrijvend
Slide 5 - Quiz
Mijn broer werd gedwongen om de brief te schrijven door zijn vrienden.
A
lijdend
B
bedrijvend
Slide 6 - Quiz
Gisteren heb ik tijdens de wedstrijd een aantal doelpunten gescoord.
A
lijdend
B
bedrijvend
Slide 7 - Quiz
Zet de zin in de lijdende vorm.
Mijn moeder gooit boos de bekeuring op de keukentafel.
Mijn moeder gooit boos de bekeuring op de keukentafel.
Slide 8 - Question ouverte
Zet de zin in de bedrijvende vorm.
Gisteren is de man gehuldigd voor het goede werk.
Gisteren is de man gehuldigd voor het goede werk.
Slide 9 - Question ouverte
Zet de zin in de lijdende vorm.
Mijn moeder bakt een overheerlijke taart.
Mijn moeder bakt een overheerlijke taart.
Slide 10 - Question ouverte
Zet in de bedrijvende vorm.
De brief werd vernietigd door de jaloerse klasgenoot.
De brief werd vernietigd door de jaloerse klasgenoot.
Slide 11 - Question ouverte
Zet in de bedrijvende vorm.
Op die dag werden een aantal leerlingen aangesproken door de media.
Op die dag werden een aantal leerlingen aangesproken door de media.
Slide 12 - Question ouverte
Zet in de lijdende vorm.
De bakker bakt die speciale broodjes altijd met amandelmeel.
De bakker bakt die speciale broodjes altijd met amandelmeel.
Slide 13 - Question ouverte
Wat is het lijdend voorwerp?
De kok bereidt de heerlijke maaltijd voor de gasten.
De kok bereidt de heerlijke maaltijd voor de gasten.
A
De kok
B
De heerlijke maaltijd
C
bereidt
D
voor de gasten
Slide 14 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
De monteur geeft mij de rekening van de kapotte auto.
De monteur geeft mij de rekening van de kapotte auto.
A
De monteur
B
Geeft
C
mij
D
de rekening
Slide 15 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
De boer melkt de koeien elke ochtend.
De boer melkt de koeien elke ochtend.
A
De boer
B
melkt
C
de koeien
D
elke ochtend
Slide 16 - Quiz
Leg uit hoe je een zin van de lijdende naar de bedrijvende vorm zet.
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
De leerlingen kunnen president van de club worden.
In deze zin staat een:
In deze zin staat een:
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
Slide 19 - Quiz
Benoem de woordsoorten:
Op deze manier kunnen wij helaas geen partners blijven.
Op deze manier kunnen wij helaas geen partners blijven.
Slide 20 - Question ouverte
Benoem de woordsoorten:
De genoemde antwoorden blijken niet goed te zijn.
De genoemde antwoorden blijken niet goed te zijn.
Slide 21 - Question ouverte
Benoem de woordsoorten:
Hij heeft gisteren bij mij gegeten.
Hij heeft gisteren bij mij gegeten.
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Schrijf het tegenwoordig deelwoord of het voltooid deelwoord kloppend in de zin.
De kinderen spelen in een pas (aanleggen) park.
De kinderen spelen in een pas (aanleggen) park.
Slide 24 - Question ouverte
Schrijf het tegenwoordig deelwoord of het voltooid deelwoord kloppend in de zin.
het huis is al lang (bewonen) door de vorige eigenaar.
het huis is al lang (bewonen) door de vorige eigenaar.
Slide 25 - Question ouverte
Schrijf het tegenwoordig deelwoord of het voltooid deelwoord kloppend in de zin.
het gebouw, (bouwen) in 1890, is een historisch monument geworden.
het gebouw, (bouwen) in 1890, is een historisch monument geworden.
Slide 26 - Question ouverte
Schrijf het tegenwoordig deelwoord of het voltooid deelwoord kloppend in de zin.
De kok bereidt het diner met (snijden) groenten.
De kok bereidt het diner met (snijden) groenten.
Slide 27 - Question ouverte
Wanneer gebruik je een tussen-s bij een samenstelling.
