Les 6: Paragraaf 3.7

Geld voor de overheid
Paragraaf 3.7
Economie
Klas 4
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Geld voor de overheid
Paragraaf 3.7
Economie
Klas 4

Slide 1 - Diapositive

Yasmin woont in eigen appartement. Volgens de gemeente is de WOZ-waarde daarvan € 178.000. Hij heeft een hypotheekschuld van € 162.000. Daarover betaalt hij 3.2% rente.
Bereken de hypotheekrente die Yasmin in een jaar betaalt.

Slide 2 - Question ouverte

Martoon krijgt een aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Over zijn inkomsten in box 1 is hij € 11.534 verschuldigd en over zijn inkomsten in box 3 € 926. In box 2 heeft hij geen inkomsten. De heffingskortingen van Cornelis zijn bij elkaar € 4.127. Hij heeft het afgelopen jaar al € 11.387 loonheffing betaald aan de belastingdienst. Bereken het bedrag dat Cornelis aan belasting moet betalen of terugkrijgt. Geef de berekening.

Slide 3 - Question ouverte

3.7 Overheidsfinanciën
De overheid krijgt geld binnen en geeft geld uit. Meestal zijn de uitgaven groter dan de inkomsten en dat leidt tot een begrotingstekort. Het begrotingstekort leidt weer tot een schuld van de overheid. In deze paragraaf leer je over de financiën van de overheid.

Slide 4 - Diapositive

Financiën van de overheid

  • De rijksbegroting laat alle verwachte inkomsten en uitgaven van het komende jaar zien. 
  • De miljoenennota is een toelichting op deze begroting.


Miljoenennota
Miljoenennota

Slide 5 - Diapositive

Begrotingstekort/overschot
Begrotingstekort
Begrotingsoverschot
Staatsschuld
Overheidsschuld
Financieringssaldo



Slide 6 - Diapositive

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een 
begrotingsoverschot. 


Slide 7 - Diapositive

Begrotingstekort of -overschot?
  • Als de begrote inkomsten groter zijn dan de uitgaven = begrotingsoverschot
  • En andersom..... een begrotingstekort



  • Hier is sprake van ...... een begrotingsoverschot

Slide 8 - Diapositive

Begrotingstekort

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht is er een begrotingstekort.

Als de overheid meer inkomsten dan uitgaven verwacht is er een begrotingsoverschot

De overheid kan een begrotingstekort voorkomen door op de uitgaven te bezuinigen of door haar inkomsten te verhogen (bijvoorbeeld belastingverhoging). 

Als er na die maatregelen toch nog een tekort overblijft moet de overheid geld lenen, ze leent van banken, pensionfondsen, verzekeraars en burgers.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Niet belastingmiddelen
  • Boetes die betaald worden

  •  Gaswinning

  •  Kosten voor een nieuw paspoort of rijbewijs

Slide 11 - Diapositive

Profijtbeginsel
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting, de kilometerheffing of de hondenbelasting

Slide 12 - Diapositive

Solidariteitsbeginsel

Het solidariteitsbeginsel betekent dat iedereen een deel van zijn inkomen moet afstaan voor de mensen die zelf geen inkomen kunnen verdienen.


Bij werknemers worden de premies voor de sociale verzekeringen ingehouden op het brutoloon.

Slide 13 - Diapositive

Solidariteitsbeginsel

Slide 14 - Diapositive

Tijdens Prinsjesdag wordt er veel gesproken over de financiële gevolgen van de regeringsplannen voor verschillende bevolkingsgroepen. Ook bij Robin thuis vragen ze zich af wat er gaat veranderen.

De plannen die op Prinsjesdag gepubliceerd worden door de regering worden doorgerekend op financiële en economische gevolgen. Welke instantie berekent de economische gevolgen van de
regeringsplannen?


A
Centraal Bureau voor de Statistiek
B
Centraal Plan Bureau
C
Sociaal Economische Raad
D
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Slide 15 - Quiz

Op het loon van Robins vader, de heer Tichelaar, wordt loonheffing ingehouden. De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.

Welke wet behoort tot de volksverzekeringen?
A
Algemene Bijstandswet
B
Algemene Ouderdomswet
C
Werkloosheidswet
D
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Slide 16 - Quiz

Op de loonstrook staan een (1) en een (2).
Vul de loonstrook aan door de juiste woorden te kiezen.
Doe het zo: Noteer de nummers (1) en (2) op je antwoordblad. Vul bij de nummers de juiste woorden in. Kies uit de woorden die tussen haakjes
staan in de loonstrook.

Slide 17 - Question ouverte

Bereken in een decimaal hoeveel procent van het loon wordt afgedragen aan de Belastingdienst. Schrijf je berekening op.

Slide 18 - Question ouverte

Uit een krant: Komend jaar zullen meer mensen een baan hebben door economische groei. & Tweeverdieners met elk een bruto-inkomen tussen de € 50.000 en € 75.000 gaan er 0,6% op vooruit
Robin: “Dus als de werkgelegenheid stijgt, dan stijgt ook het besteedbaar inkomen.” Hieronder staan vijf economische verschijnselen: 1 De werkgelegenheid stijgt.
2 De loonheffing kan worden verlaagd.
3 De uitgaven aan sociale zekerheid dalen.
4 De werkloosheid daalt.
5 Het besteedbaar inkomen stijgt.
In welke regel staan deze verschijnselen zo, dat een logische gedachtegang ontstaat?
A
1 → 2 → 3 → 4 → 5
B
1 → 3 → 2 → 4 → 5
C
1 → 4 → 2 → 3 → 5
D
1 → 4 → 3 → 2 → 5

Slide 19 - Quiz

Robin: “Pa, als ik naar je salarisstrook kijk, dan wordt er elke maand een
groot bedrag ingehouden voor je pensioenvoorziening. Dat kun je toch
ook zelf sparen.”
Noem een reden waarom de overheid alle werknemers verplicht deel
te nemen aan collectieve pensioenvoorzieningen.

Slide 20 - Question ouverte

Twee beweringen:
1. De zorgtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het profijtbeginsel.
2. De huurtoeslag is een voorbeeld van een voorziening op grond van het draagkrachtbeginsel.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 21 - Quiz

Maken

Paragraaf 3.7: 2, 8, 9 en 11

Slide 22 - Diapositive

Noem drie soorten voorzieningen die door de overheid betaald worden.

Slide 23 - Question ouverte

Martoon krijgt een aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Over zijn inkomsten in box 1 is hij € 11.534 verschuldigd en over zijn inkomsten in box 3 € 926. In box 2 heeft hij geen inkomsten. De heffingskortingen van Cornelis zijn bij elkaar € 4.127. Hij heeft het afgelopen jaar al € 11.387 loonheffing betaald aan de belastingdienst. Bereken het bedrag dat Cornelis aan belasting moet betalen of terugkrijgt. Geef de berekening.

Slide 24 - Question ouverte

Yasmin woont in eigen appartement. Volgens de gemeente is de WOZ-waarde daarvan € 178.000. Hij heeft een hypotheekschuld van € 162.000. Daarover betaalt hij 3.2% rente.
Bereken de hypotheekrente die Yasmin in een jaar betaalt.

Slide 25 - Question ouverte