Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Schrijfvaardigheid
In deze les:
- De meest gemaakte fouten.
- Oefenen met het verbeteren van deze fouten.
Slide 1 - Diapositive
Opsomming
Wanneer je twee onderdelen opnoemt, gebruik je
het woord 'en'.
Mijn naam is Sanne Jellema en ik werk op Terra Eelde.
Slide 2 - Diapositive
Stel jezelf voor en benoem waar je op school zit.
Slide 3 - Question ouverte
Opsomming
Wanneer je drie onderdelen benoemt, gebruik je
een komma en eindig je met het woord 'en'.
Mijn naam is Sanne Jellema, ik werk op Terra Eelde en dat doe ik al veertien jaar.
Slide 4 - Diapositive
Stel jezelf voor, benoem je school en de klas waar je inzit. (Gebruik een komma en het woord 'en'.)
Slide 5 - Question ouverte
Opsomming
Wanneer je meerder onderdelen benoemt, gebruik je meerdere komma's en eindig je met het woord 'en'.
Mijn favoriete sporten zijn volleybal, paardrijden, voetbal, hardlopen en fitness.
Slide 6 - Diapositive
Schrijf vier verschillende soorten groentes op. Begin je zin met: Ik eet graag
Slide 7 - Question ouverte
Opsomming
Tot slot!
Je kunt nooit een komma en het woord 'en'
aan elkaar koppelen.
Slide 8 - Diapositive
Aanhef
Een zakelijke brief of e-mail begin je altijd met:
Geachte
Daarna komt de naam van de persoon waar je aan schrijft:
Geachte heer De Boer,
Geachte mevrouw Plantinga,
Geachte heer/mevrouw,
(Let op! Schrijf altijd heer/mevrouw+ achternaam en NOOIT de voornaam)
Slide 9 - Diapositive
Schrijf een aanhef op aan Michiel van der Meulen.
Slide 10 - Question ouverte
Antwoord
Geachte heer Van der Meulen,
Slide 11 - Diapositive
Datum
Je schrijft bij een zakelijke brief altijd eerst de plaats op (jouw eigen woonplaats)
Amsterdam,
Daarna komt een komma en schrijf je de datum op.
Amsterdam, 28 februari 2022
(Maanden altijd zonder hoofdletter en voluit opschrijven.)
Slide 12 - Diapositive
Schrijf de datering op van vandaag volgens de officiële regels.
Slide 13 - Question ouverte
Hoe schrijf je de datum op van vandaag als je nu in Monnickendam zou zijn?
Slide 14 - Question ouverte
Zinnen en regels
Een zin bestaat uit het eerste woord met hoofdletter en loopt door tot de punt.
Voorbeeld:
De leerlingen in de klas moesten hun best doen om de instructie van de docent te begrijpen.
De zin hierboven bestaat uit twee regels.
Slide 15 - Diapositive
Uit hoeveel zinnen bestaat deze tekst: De oorlog in Oekraïne maakt duidelijk dat tanken langs de snelweg langzaam verleden tijd wordt, stelt het Friese bedrijf MoveYou. Gegevens van de technologieleverancier voor de brandstofsector laten zien dat er daags na de Russische inval in Oekraïne brandstof gehamsterd is, vooral bij onbemande tankstations.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 16 - Quiz
Uit hoeveel regels bestaat deze tekst: Directeur Jan Harmen Akkerman van MoveYou zegt in gesprek met NU.nl dat het afgelopen donderdag "een gekkenhuis" was bij de eigen TanQyou-tankstations en bij de aangesloten partnerlocaties. Er werd ongeveer 40 tot 45 procent meer getankt dan op een normale doordeweekse dag.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 17 - Quiz
Zinnen en regels
Een zin begint dus pas met een hoofdletter als de vorige zin geëindigd is met een punt.
Voorbeeld:
De docent gaf de leerlingen zoveel huiswerk op dat ze daar de hele middag mee bezig zouden zijn. Pas toen de leerlingen hierover begonnen te klagen, besloot de docent het aan te passen.
Slide 18 - Diapositive
Komma's
Je gebruikt een komma:
- bij een opsomming (eerder slides).
- tussen twee werkwoorden in.
- voor de signaalwoorden omdat, maar, want.
Slide 19 - Diapositive
Is deze zin correct geschreven? Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt omdat, hij het was vergeten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Is deze zin correct geschreven? Ik doe een dikke jas aan, want het is koud buiten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Samenstelling
Twee woorden die samen één woord vormen.
Bijvoorbeeld:
School + uniform = schooluniform
Ontwerp + wedstrijd = ontwerpwedstrijd
Ontwerp + bureau = ontwerpbureau
Het laatste woord bepaalt welk lidwoord je moet gebruiken.
Slide 22 - Diapositive
Wat is het juiste lidwoord van schooluniform?
A
Het
B
De
Slide 23 - Quiz
Wat is het juiste lidwoord van modeontwerper?
A
Het
B
De
Slide 24 - Quiz
Wat is het juiste lidwoord voor telefoonhoes?
A
Het
B
De
Slide 25 - Quiz
Tot slot
Dit waren de meest gemaakte fouten in de schrijfopdracht.
De komende weken gaan we aan de slag met lezen én met schrijven.