3.6 betogende tekst schrijven

Betoog

1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Betoog

Slide 1 - Diapositive

Je leert:
  •  over meningen en argumenten
  • wat signaalwoorden zijn en waarom je ze gebruikt
  • hoe je een schrijfplan gebruikt
  • hoe een betoog is opgebouwd: inleiding-middenstuk-slot.
Materialen / waar vind je de opdracht:
  • boek “Talent" vwo 3 blz 124




Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive


Schrijf een betoog over deze stelling.

Je schrijft het betoog zo dat blijkt dat je het er mee eens bent.

Slide 4 - Diapositive

onderwerp
drugscontrole middelbare scholen

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo


Schrijf een betoog over deze stelling.

Je schrijft het betoog zo dat blijkt dat je het er mee eens bent.

Slide 23 - Diapositive

Beoordeling betoog

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Doel en rollen
Een debat is een woordstrijd tussen twee partijen over een stelling.  De ene partij neemt een positief standpunt in , de andere partij neemt een negatief standpunt in  over een bepaalde mening of kwestie.

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 28 - Diapositive

Ballondebat!
4 beroemde mensen zitten in een luchtballon. Deze ballon is helaas lek en zal gaan neerstorten.  We spelen 2 rondes.

  • Ronde 1: 1 persoon moet eruit om de ballon de lucht in te krijgen
  • Ronde 2: 1 Persoon mag in de luchtballon blijven. De anderen moeten eruit.

Slide 29 - Diapositive

Je moet:
- Je eigen standpunt kunnen verdedigen
- Het standpunt van de tegenpartij kunnen aanvallen
- Kritisch kunnen luisteren en oordelen
- Snel kunnen reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt
- Goed kunnen presenteren

Slide 30 - Diapositive

Hoe maak je een goed argument? Gebruik AUB


  1. Argument: Je noemt je Argument
  2. Uitleg: Je geeft Uitleg bij het argument, waarom en dan goed of slecht
  3. Bijvoorbeeld: Geef een voorbeeld dat je argument duidelijker maakt. Gebruik cijfers of feiten die je kent of gevonden hebt.

Slide 31 - Diapositive

Kies een categorie:

Slide 32 - Diapositive

de jury
- De jury moet overtuigd worden en bepaalt wie de winnaar is van het debat.
Dit doen zij door te letten op:
de opbouw van de argumentatie
- Wat is het standpunt van de partijen en is deze duidelijk verwoord?
- Welke argumenten zijn genoemd?
- Zijn de deelnemers ingegaan op elkaars argumenten?
- Hebben de deelnemers zich aan de regels gehouden?

Slide 33 - Diapositive

en...
De inhoud van de argumenten
- Welke argumenten zijn het sterkst?
- Welke argumenten zijn weerlegd door de tegenpartij?

De presentatie van de individuele deelnemer
- Taalgebruik
- Stemgebruik
- Enthousiasme
- Oogcontact

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Ronde 1
Bedenk wie je bent. (Beroemdheid, Politieke leider, Superheld, Sprookjesfiguur)

Elke ballonvaarder moet in een speech van maximaal één minuut aangeven waarom hij beslist in de ballon moet blijven zitten. Het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt wie mag blijven!
timer
1:00

Slide 36 - Diapositive

jury
Welke argumenten voor heb je gehoord?
Wat vond je goed?
Wat kan er beter?

Wie heeft zijn standpunt het minst goed beargumenteerd en wordt door de anderen de ballon uitgegooid?

Slide 37 - Diapositive

Ronde 2
De ballon maakt snel hoogte en de ballonvaarders gaan verder met hun tocht. Maar het gaat wéér mis! De ballon dreigt tegen een ander hoog gebouw aan te vliegen. Deze keer kan slechts één iemand blijven.

Elke ballonvaarder moet dit keer een speech houden over waarom de andere twee beslist niet in de ballon mogen blijven zitten – waarom zij misbaar zijn! Sluit af met applaus voor de winnaar van het ballondebat!
timer
1:00

Slide 38 - Diapositive

jury
Welke argumenten voor heb je gehoord?
Wat vond je goed?
Wat kan er beter?

Wie heeft zijn standpunt het best beargumenteerd en mag alle anderen uit de ballon gooien?

Slide 39 - Diapositive

Nog een keer!
met:
Voorwerpen uit de keuken?
Dieren?
Stripfiguren?

Slide 40 - Diapositive

Samenvattend
Bij een debat heb je 2 partijen en een jury die overtuigd moet worden.
Een debat verloopt volgens bepaalde affspraken.
Eigen argumentatie, ingaan op de argumentatie van de tegenpartij,  en presentatie zijn belangrijk.

Slide 41 - Diapositive

Stelling


Iedereen moet verplicht DNA-materiaal afstaan

Slide 42 - Diapositive

Stelling


De mobiele telefoon moet op school verboden worden.

Slide 43 - Diapositive

Stelling

Ouders moeten zelf betalen voor schoolboeken

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Lien