H4, §4.4 'Arbeiders strijden voor hun rechten' ; socialisme wordt uit liberalisme geboren

§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
De reactie op het Liberalisme : socialisme, sociale kwestie en communisme
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
De reactie op het Liberalisme : socialisme, sociale kwestie en communisme

Slide 1 - Diapositive

De grondwet van 1848 verandert het bestuur van het het koninkrijk. Maak het schema kloppend. Je hebt niet alle woorden nodig, sommige woorden heb je vaker nodig.
1815
1848
Hoogst macht in het land

Recht om ministers te ontslaan
Recht om parlementsleden te kiezen

a
a
en
a

arme mannen
arme mannen
arme mannen
koning
koning
koning
ministers
ministers
ministers
parlement
parlement
parlement
rijke mannen
rijke mannen
rijke mannen
vrouwen
vrouwen
vrouwen

Slide 2 - Question de remorquage

Leer- & lesdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving wordt
- Wat het socialisme inhoudt en waarom twee groepen socialisten zijn
- Wat sociale wetten zijn
- Wat de sociale kwestie is

Slide 3 - Diapositive


In welk land begint de industriële revolutie ook weer?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 4 - Quiz


Rond welke periode begint de industriële revolutie?
A
1700 - 1750
B
1750 - 1800
C
1800 - 1850
D
1850 - 1900

Slide 5 - Quiz


Rond welke periode begint de industriële revolutie in Nederland?
A
1700 - 1750
B
1750 - 1800
C
1800 - 1850
D
1850 - 1900

Slide 6 - Quiz

De industriële revolutie in Nederland
Vanaf 1850 komt de industrialisatie ook in Nederland op gang
Door de koloniën en goede infrastructuur groeit de economie
Maar net als in het VK hebben de arbeiders het slecht
Armen, zieken en werklozen zijn afhankelijk van liefdadigheid

Slide 7 - Diapositive

Filmpje
De situatie in Nederland

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

De sociale kwestie
Aandacht voor deze problemen wordt de sociale kwestie genoemd
Deze problemen worden opgelost met sociale wetten
Deze wetten verbeteren de omstandigheden van de arbeiders
Zo wordt kinderarbeid verboden en woningen verbeterd

Slide 10 - Diapositive

Filmpje
Sociale wetten

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo


Wat kan een arbeider doen om betere omstandigheden te krijgen?

Slide 13 - Question ouverte

Werkgever vs werknemer
Sleep de kenmerken naar de juiste persoon
Wil zoveel mogelijk winst maken
Krijgt steun van de overheid
Vindt verschil tussen arm en rijk normaal
Krijgt steeds meer rijkdom
Weinig loon, veel armoede
Heeft geen kiesrecht
Heeft slechte werkomstandigheden
Geen opleiding, dus vaak geen goede baan

Slide 14 - Question de remorquage

Socialisme
De liberale overheid doet lang niks voor de arbeiders
Maar er zijn ook mensen die voor de arbeiders opkomen
De socialisten willen de situatie van de arbeider verbeteren
Dit zou gebeuren door kapitaal eerlijk te verdelen
Geld, land, machines en fabrieken

Slide 15 - Diapositive

Filmpje
Socialisme

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

'Sociaaldemocraten' en 'communisten'
Karl Marx is de bedenker van het socialisme
Hij zegt dat socialisme bereikt moet worden met een revolutie
Anderen vinden dat het gewoon via de politiek moest

Sociaaldemocraten
Gelijkheid kan bereikt worden door mee te doen in de politiek (Tweede Kamer)
Communisten
Voor gelijkheid moeten alle productiemiddelen in handen van de staat komen door een geweldadige revolutie

Slide 18 - Diapositive

Wat doet een vakbond?
- Praten met werkgevers over salaris en werkomstandigheden
- Organiseren indien nodig stakingen

Met het geld van de leden, kunnen vakbonden:
 
- Doorbetalen bij werkloosheid / ziekte
- Doorbetalen bij stakingen
- Wordt scholing voor de leden betaald
- Worden onterecht ontslagen leden geholpen (advocaat)

Slide 19 - Diapositive

Filmpje
Wat doet een vakbond?

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Cartoon
Kijk goed naar de cartoon
  • Welke voorwerpen zie je?
  • Welke personen zie je?
  • Wat zie je letterlijk gebeuren?
  • Over wat voor gebeurtenis gaat de cartoon?
  • Wat wil de maker van de cartoon ons zeggen? (zijn visie)
De arbeider
De eigenaren van het bedrijf

Slide 22 - Diapositive

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 23 - Diapositive

Thuis doen
Schrijf op in je agenda
§4.4 uitwerken
Repetitie na voorjaarsvakantie

Slide 24 - Diapositive