§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten

§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Deel I
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Deel I

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk (volgende les)
Schrijf op in je agenda
Lezen: paragraaf 4.4

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk (volgende week)
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 3 t/m 14 van §4.4
Repetitie tweede les volgende week

Slide 3 - Diapositive

Planning van vandaag
  1. Terugblik §4.3                         10 minuten
  2. Uitleg PO Krant maken          15 minuten
  3. Zelfstandig werken                30 minuten
  4. Afsluiting                                  5 minuten

Slide 4 - Diapositive

Lees voor jezelf
'De Liberalen' §4.3, bladzijde 33

Hierna volgen vragen op het bord. 

Slide 5 - Diapositive

Voor de belangen van welke klasse kwamen de liberalen voornamelijk
A
Arbeidersklasse
B
Middenklasse
C
De ondernemersklasse

Slide 6 - Quiz

Waarom vonden liberalen dat de overheid zo min mogelijk regels moest maken?

Slide 7 - Question ouverte

De grondwet van 1848 verandert het bestuur van het het koninkrijk. Maak het schema kloppend. Je hebt niet alle woorden nodig, sommige woorden heb je vaker nodig.
1815
1848
Hoogst macht in het land

Recht om ministers te ontslaan
Recht om parlementsleden te kiezen

a
a
en
a

arme mannen
arme mannen
arme mannen
koning
koning
koning
ministers
ministers
ministers
parlement
parlement
parlement
rijke mannen
rijke mannen
rijke mannen
vrouwen
vrouwen
vrouwen

Slide 8 - Question de remorquage

Deze les drie opties 
Maak een screenshot om op je gemak te kijken wat je in deze les wilt doen
  1. PO Starten
    Hoe?
    In tweetallen
    Hulp: iPad / ItsLearning / Word 
    Klaar?: Zie andere opties
  2. Opdrachten maken + lezen §4.4 : 3, 6, 7(!), 8(!), 9(!), 10, 11 (!), 12(!)
    Hoe? Individueel / in stilte / muziek via oortjes
    Hulp?: Werkboek §4.4
    Klaar?: Opdracht 13+14 
  3. Verder met opdracht zoekplaat 
    Klaar?:
    Nakijkblad bij docent + zie andere opties

Slide 9 - Diapositive

Wat ga je doen deze les?
Optie 1: PO, Optie 2 Opdrachten, Optie 3: Zoekplaat

Slide 10 - Question ouverte

§4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Deel II

Slide 11 - Diapositive

Planning van vandaag
  1. Terugblik                                                   15minuten
  2. Uitleg socialisme / sociale kwestie         30 minuten
  3. Vragen                                                       10 minuten
  4. Afsluiting                                                    5 minuten

Slide 12 - Diapositive


In welk land begint de industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 13 - Quiz


Rond welke periode begint de industriële revolutie?
A
1700 - 1750
B
1750 - 1800
C
1800 - 1850
D
1850 - 1900

Slide 14 - Quiz


Rond welke periode begint de industriële revolutie in Nederland?
A
1700 - 1750
B
1750 - 1800
C
1800 - 1850
D
1850 - 1900

Slide 15 - Quiz

(Bekijk de begrippenlijst)
Wat is liberalisme?

Slide 16 - Question ouverte

Liberalisme en kapitalisme
  • Alle rijke mensen met stemrecht stemden op de liberalen. 

  • Volgens liberalen konden de handel en industrie beter groeien in vrijheid, dan was er meer winst. De overheid deed bijna niets tegen de arbeidsomstandigheden.  

  • Liberalen waren voorstander van kapitalisme.

Slide 17 - Diapositive

Werkgever vs werknemer
Sleep de kenmerken naar de juiste persoon
Wil zoveel mogelijk winst maken
Krijgt steun van de overheid
Vindt verschil tussen arm en rijk normaal
Krijgt steeds meer rijkdom
Weinig loon, veel armoede
Heeft geen kiesrecht
Heeft slechte werkomstandigheden
Geen opleiding, dus vaak geen goede baan

Slide 18 - Question de remorquage

Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe en wanneer Nederland een industriële samenleving wordt
- Wat het socialisme inhoudt en waarom twee groepen socialisten zijn
- Wat sociale wetten zijn

Slide 19 - Diapositive

De industriële revolutie in Nederland
Vanaf 1850 komt de industrialisatie ook in Nederland op gang
Door de koloniën en goede infrastructuur groeit de economie
Maar net als in het VK hebben de arbeiders het slecht
Armen, zieken en werklozen zijn afhankelijk van liefdadigheid

Slide 20 - Diapositive

Noem (minimaal) drie voorbeelden van slechte leef- en werkomstandigheden

Slide 21 - Question ouverte

Socialisme
De liberale overheid doet lang niks voor de arbeiders
Maar er zijn ook mensen die voor de arbeiders opkomen
De socialisten willen de situatie van de arbeider verbeteren
Dit zou gebeuren door kapitaal eerlijk te verdelen
Geld, land, machines en fabrieken

Slide 22 - Diapositive

Socialisme (1)
  • Rond 1850 komt het socialisme op: een beweging die wilde dat iedereen gelijk was in de samenleving. 

  • Karl Marx is grondlegger van het socialisme. Hij schreef over een klassenstrijd en geloofde dat arbeiders de macht moesten grijpen door revolutie. 
    -> Communisme

Slide 23 - Diapositive


Socialisme (2)

  • De staat moest de opbrengsten en de winst van de industrie eerlijk verdelen over alle mensen. 
  • Maar er waren ook mensen die niet in een revolutie geloofden. Zij wilden de slechte werk- en leefomstandigheden verbeteren door de invoering van nieuwe wetten. Deze groep noem je de sociaaldemocraten 

Slide 24 - Diapositive

Sociaaldemocraten en communisten
Karl Marx is de bedenker van het socialisme
Hij zegt dat socialisme bereikt moet worden met een revolutie
Anderen vinden dat het gewoon via de politiek moest

Sociaaldemocraten
Gelijkheid kan bereikt worden door mee te doen in de politiek (Tweede Kamer)
Communisten
Voor gelijkheid moeten alle productiemiddelen in handen van de staat komen door een geweldadige revolutie

Slide 25 - Diapositive

Filmpje
Wat doet een vakbond?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Wat doet een vakbond?
- Praten met werkgevers over salaris en werkomstandigheden
- Organiseren indien nodig stakingen

Met het geld van de leden, kunnen vakbonden:
 
- Doorbetalen bij werkloosheid / ziekte
- Doorbetalen bij stakingen
- Wordt scholing voor de leden betaald
- Worden onterecht ontslagen leden geholpen (advocaat)

Slide 28 - Diapositive

Arbeiders komen aan de macht door een revolutie
A
Communisten
B
Sociaal democraten

Slide 29 - Quiz

Er moeten vakbonden komen die namens arbeiders onderhandelen over betere arbeidsomstandigheden
A
Communisten
B
Sociaal democraten

Slide 30 - Quiz

Werk- en leefomstandigheden verbeteren door nieuwe wetten via het parlement
A
Communisten
B
Sociaal democraten

Slide 31 - Quiz

Privébezit kan blijven bestaan
A
Communisten
B
Sociaal democraten

Slide 32 - Quiz

Er moet een klasseloze samenleving ontstaan, waarin iedereen helemaal gelijk is
A
Communisten
B
Sociaal democraten

Slide 33 - Quiz

Cartoon
Kijk goed naar de cartoon
  • Welke voorwerpen zie je?
  • Welke personen zie je?
  • Wat zie je letterlijk gebeuren?
  • Over wat voor gebeurtenis gaat de cartoon?
  • Wat wilt de maker van de cartoon ons zeggen? (zijn visie)
De arbeider
De eigenaren van het bedrijf

Slide 34 - Diapositive

Sociale kwestie
  • Armoede van arbeidersklasse was een groot probleem, dit noem je de sociale kwestie.

  • Niet alleen socialisten, maar ook liberalen wilden verbeteringen, zij waren bang voor opstanden.  

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Verbeteringen in de politiek
  • 1872 mochten arbeiders vakbonden oprichten. Met dit middel konden zij staken.  

  • Sociaaldemocraten richtten een politieke partij op: SDAP.

  • 1874 kinderwetje van Houten 
    De eerste sociale wet!

Slide 37 - Diapositive


Sociale wetten 


  • Verbod op verhuren van onbewoonbare krotten. 
  • De leerplicht.
  • De SDAP kon druk uitvoeren op de liberalen door middel van politiek.
  • Maar algemeen mannelijk stemrecht kwam pas in 1917. 

Slide 38 - Diapositive

Algemeen kiesrecht
Vanaf 1848 willen liberalen het kiesrecht uitbreiden, maar nog niet voor iedereen!
Vanaf 1917 kregen alle mannen kiesrecht
In 1919 kregen alle vrouwen kiesrecht

Slide 39 - Diapositive

Vanaf wanneer was er spraken van algemeen kiesrecht? Leg je antwoord uit.

Slide 40 - Question ouverte

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 3 t/m 14 van §4.4
Repetitie tweede les volgende week

Slide 41 - Diapositive