Toets Woordsoorten – Taalkundig ontleden (B) HV2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Toets grammatica woordsoorten

Heel veel succes!!!

1. Welke uitspraak is waar? (R)

1. De woorden hen en hun kunnen allebei voorkomen als lijdend voorwerp.
2. Een persoonlijk voornaamwoord verwijst altijd naar een persoon.
3. Het woord jullie kan zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn.

2. Geef van de woorden tussen haakjes in onderstaande zinnen aan wat voor woordsoort het is. Zet de woorden onder elkaar: soms = antwoord

A Soms krijg ik van typen last van mijn pols.
(Soms, ik, van, typen)

2. Geef van de woorden tussen haakjes in onderstaande zinnen aan wat voor woordsoort het is. Zet de woorden onder elkaar: vanwege = antwoord

B Vanwege te weinig aanmeldingen kon de cursus helaas niet doorgaan.
(vanwege, te, kon, helaas)

3. Gisteren zag ik [pers.vnw|bez.vnw] Annelotte en zij [pers.vnw|bez.vnw] zei blozend tegen mij [pers.vnw|bez.vnw]: 'Die broer van jou [pers.vnw|bez.vnw] is erg knap!'

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

ik

zij

mij

jou

4. Zullen zij [pers.vnw|bez.vnw] deze week hun [pers.vnw|bez.vnw] vakantie boeken of wachten ze [pers.vnw|bez.vnw] nog even ons [pers.vnw|bez.vnw] advies? (T1)

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

zij

hun

ze

ons

5. Maak één zin waarin vier verschillende voornaamwoorden voorkomen: aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw), persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) en bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw). Schrijf de afkorting erachter. (I)

1. Welke bewering is juist? (R)

1. Als het gezegde van een zin uit meer werkwoorden bestaat, dan is de persoonsvorm altijd een zelfstandig werkwoord.
2. Een zin kan meerdere hulpwerkwoorden bevatten.
3. In een zin met een naamwoordelijk gezegde kan een zelfstandig werkwoord staan.

Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)

2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-wil-

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Koppelwerkwoord

Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)

2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-vragen-

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Koppelwerkwoord

Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)

2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-gereserveerd-

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Koppelwerkwoord

Benoem het onderstaande ww van de volgende zin: (T1)

2. Wil je aan je moeder vragen in welk restaurant zij een tafel gereserveerd heeft?
-heeft-

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Koppelwerkwoord

Neem de hele zin over en vul op de lege plekken een passend werkwoord in. (T2)

3. De hele vakantie [...] (hww) Aiden op Ibiza [...] (hww) [...] (zww).

Neem de hele zin over en vul op de lege plekken een passend werkwoord in. (T2)

4. Yassin [...] (hww) nooit klassenvertegenwoordiger [...] (hww) [...] (kww).

Noteer alle hulpwerkwoorden. Staat er geen hulpwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)

1. De buren zullen toch niet de hele nacht blijven feestvieren?

1. zullen
2. blijven
3. feestvieren
4. -

Noteer alle hulpwerkwoorden. Staat er geen hulpwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)

2. Gedurende het proefwerk waren de leerlingen allemaal muisstil.

1. Gedurende
2. waren
3. muisstil
4. -

Noteer alle hulpwerkwoorden. Staat er geen hulpwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)

3. Voor veel studenten zou de voorgestelde maatregel weleens zeer ongunstig kunnen zijn.

1. zou
2. kunnen
3. zijn
4. -

Noteer alle koppelwerkwoorden. Staat er geen koppelwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)

4. Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste daklozen mannen zijn.

1. heeft
2. aangetoond
3. zijn
4. -

Noteer alle koppelwerkwoorden. Staat er geen koppelwerkwoord in de zin? Zet dan een streepje. (T1)

5. Toen de IJslandse geiser Geysir nog actief was, kon zijn water tot een hoogte van 70 meter spuiten.

1. was
2. kon
3. spuiten
4. -

6. Lees onderstaande zinnen. Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord? Leg je antwoord uit. (T2)

A De reizigers waren afgepeigerd na de barre tocht over de bergen.

6. Lees onderstaande zinnen. Is het onderstreepte werkwoord een koppelwerkwoord? Leg je antwoord uit. (T2)

B Gelukkig heette de waard hen warm welkom in de herberg.

1. Welke bewering is waar? (R)

1. Alle hoofdtelwoorden kun je vervangen door cijfers.
2. Een bepaald hoofdtelwoord geeft een onduidelijk aantal aan.
3. Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan.

2. Welke bewering is waar? (R)

1. Een bepaald hoofdtelwoord geeft een duidelijk aantal aan.
2. Rangtelwoorden kun je soms vervangen door cijfers.
3. Telwoorden geven altijd een hoeveelheid aan.

Lees de onderstaande tekst en let op telwoorden. Op de volgende slide moet je de telwoorden benoemen.

Coalitie wil WK vrouwen naar Nederland halen

 Meerdere regeringspartijen willen het WK voor vrouwen naar Nederland halen. Kamerlid Antje Diertens van D66 heeft Bruno Bruins (minister van Sport) opgeroepen om met de KNVB hierover in gesprek te gaan. De KNVB laat weten een dergelijk plan wel te zien zitten. Onlangs plaatste de ploeg van bondscoach Sarina Wiegman zich nog voor het eerstvolgende WK in Frankrijk.

Het zal trouwens nog wel een paar jaar duren voordat de FIFA de knoop doorhakt. Naar verwachting wordt er pas over zo’n vijf jaar een beslissing genomen. Nederland moet dan wel met een bidbook komen, een plan met financiële onderbouwing.

3. Geef aan tot welk soort telwoord de telwoorden uit de tekst horen.

Bepaald hoofdtelwoord

Onbepaald hoofdtelwoord

Bepaald rangtelwoord

Onbepaald rangtelwoord

meerdere

paar

vijf

4.Bekijk de volgende twee zinnen met breukgetallen. Uit wat voor soort telwoorden bestaan breukgetallen altijd? Leg je antwoord uit. (T1)

Zin 1: Twee achtste [2/8] is gelijk aan één vierde [1/4], oftewel een kwart.
Zin 2: 3 promille is drie duizendste deel [3/1000].

5. Bedenk een zin met een onbepaald rangtelwoord. (I)

1 Vul aan: een samengestelde zin is … (R)

2 Noteer van de volgende zin de hoofd- en bijzinnen en de voegwoorden.
a Doordat Sabina te laat kwam, miste ze de toost op de jarige.

Hoofdzin:
Bijzin:
Voegwoord:

2 Noteer van de volgende zin de hoofd- en bijzinnen en de voegwoorden.
b Mag ik jouw telefoon lenen om alvast naar de treintijden te kijken?

Hoofdzin:
Bijzin:
Voegwoord:

2 Noteer van de volgende zin de hoofd- en bijzinnen en de voegwoorden.
c Die vraag kan ik noch bevestigen noch ontkennen.

Hoofdzin:
Bijzin:
Voegwoord:

3. Welk van de volgende woorden is geen voegwoord? (T1)

1. als
2. bovendien
3. hoewel
4. opdat

4. Welk van de volgende woorden is geen voegwoord? (T1)

1. aangezien
2. nadat
3. tenzij
4. daardoor

5. Maak een zin waarin het voegwoord of twee hoofdzinnen verbindt. (I)

6. Maak een zin waarin het voegwoord of een hoofdzin en een bijzin verbindt. (I)

Laatste onderdeel!!

NNH6-Kern 35-36

1. Een enkelvoudige zin bevat maximaal één persoonsvorm.

1. Juist
2. Onjuist

2. Een samengestelde zin bevat maximaal drie persoonsvormen.

1. Juist
2. Onjuist

Benoem de onderstreepte woorden uit onderstaande zinnen en noteer de juiste afkorting van de woordsoort erachter. Kies uit: zn, blw, olw, bn, zww, hww, kww, aanw.vnw, vr.vnw, pers.vnw, bez.vnw, vz, bw, bep.hoofdtelw, onbep.hoofdtelw, bep.rangtelw, onbep.rangtelw, osvg en nsvg.

5. De Franse Concorde vloog op een hoogte van vijftien kilometer, omdat het toestel daar de supersonische snelheid van 2200 kilometer per uur kon bereiken, bijna twee keer de snelheid van het geluid. (T1)

zn

blw

olw

bn

zww

hww

kww

aanw. vnw

vr. vnw

pers. vnw

bez. vnw

vz

bw

bep. hoofdtelw

onbep. hoofdtelw

bep. rangtelw

onbep. rangtelw

osvg

nsvg

Franse

vloog

vijftien

per

kon

Benoem de onderstreepte woorden uit onderstaande zinnen en noteer de juiste afkorting van de woordsoort erachter. Kies uit: zn, blw, olw, bn, zww, hww, kww, aanw.vnw, vr.vnw, pers.vnw, bez.vnw, vz, bw, bep.hoofdtelw, onbep.hoofdtelw, bep.rangtelw, onbep.rangtelw, osvg en nsvg.

6. Als je vanuit je vliegtuigstoel naar beneden keek, zou je jumbojets kunnen ontdekken, maar die bevonden zich enige kilometers lager. (T1)

zn

blw

olw

bn

zww

hww

kww

aanw. vnw

vr. vnw

pers. vnw

bez. vnw

vz

bw

bep. hoofdtelw

onbep. hoofdtelw

bep. rangtelw

onbep. rangtelw

osvg

nsvg

Als

vanuit

je

kunnen

maar

7. Maak een samengestelde zin waarin één zelfstandig werkwoord, één hulpwerkwoord en één koppelwerkwoord voorkomt. (I)