Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Overdrijvingen en nuanceringen
Eufemisme
Hyperbool
Understatement
Slide 1 - Diapositive
Doelen:
Je weet wat een pleonasme is;
Je weet wat een tautologie is ;
Je herkent een pleonasme of tautologie in een tekst.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 4 - Quiz
In het kort:
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt.
Tautologie: je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar.
Let op: soms maken een pleonasme of een tautologie een tekst sterker. Soms juist niet. Hier gaan we in een volgende les op in.
Slide 5 - Diapositive
Ronde cirkel
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 6 - Quiz
De mondelinge bespreking
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 7 - Quiz
Het is gratis en voor niets.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 8 - Quiz
Die spullen worden gewoon gratis weggegeven.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 9 - Quiz
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 10 - Quiz
Nog even iets extra's:
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt.De woorden die gebruikt worden, behoren niet tot dezelfde woordsoort.
Tautologie:je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. Hier worden wel vaak dezelfde woordsoorten gebruikt.
Let op: soms maken een pleonasme of een tautologie een tekst sterker. Soms juist niet. Hier gaan we in een volgende les op in.
Slide 11 - Diapositive
De bal is omlaag gevallen
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 12 - Quiz
Wis en waarachtig is een
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 13 - Quiz
Het is precies exact hetzelfde.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 14 - Quiz
Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 15 - Quiz
Het koude ijs zat als een dikke laag op de autoruit.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 16 - Quiz
En?
Slide 17 - Diapositive
Welke van de twee snap je nu het best?
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 18 - Quiz
Tegenstellingen en ontkenningen
Antithese
Paradox
Litotes
Retorische vraag
Chiasme
Slide 19 - Diapositive
Antithese (tegenstelling)
Heel veel vakantie, voor heel weinig geld.
’s Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
Slide 20 - Diapositive
Paradox
Iets wat een tegenstelling lijkt, maar toch niet is.
'Schrijven is de kunst van het schrappen'
Slide 21 - Diapositive
Litotes
Dit is een soort understatement, maar hierbij zeg je het tegenovergestelde en dat ontken je.
Je zegt: Dat was niet heel erg aardig van je.
Je bedoelt: Dat was gemeen van je.
Slide 22 - Diapositive
Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat er antwoord wordt gegeven.
"Hoe vaak moet ik nog zeggen dat je niet door me heen moet praten''
Slide 23 - Diapositive
Chiasme
In tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen of zinsdelen.
ABBA
Slide 24 - Diapositive
Chiasme
Je moet niet leven (A) om te werken (B), maar werken (B) om te leven. (A)