persoonsvorm en onderwerp

persoonsvorm en onderwerp
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

persoonsvorm en onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

persoonsvorm
  • maak de zin vragend, het doe woord komt vooraan
  • verander de zin in een andere tijd, het doe woord veranderd
  • Vb: De avond valt (t.t.) vroeg  -  De avond viel (v.t) vroeg 
  • De lucht wordt (t.t.) grijs - De lucht werd (v.t.) grijs

Slide 3 - Diapositive

persoonsvorm of werkwoord
De stam  of ik-vorm = kortste vorm van het werkwoord 
stappen   -   ik stap
lopen  - ik loop
kennen  - ik ken


Slide 4 - Diapositive

onderwerp
  • wie of wat + persoonsvorm
  • wie of wat doet iets?

Slide 5 - Diapositive

Nu jij: wat is de persoonsvorm?
De kippen lopen door de tuin.

Slide 6 - Question ouverte

Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd?
De kippen lopen door de tuin.

Slide 7 - Question ouverte

Nu jij: wat is het onderwerp?
De kippen lopen door de tuin.

Slide 8 - Question ouverte

persoonsvorm?
Ik zit achter mijn computer.

Slide 9 - Question ouverte

Onderwerp?
Ik zit achter mijn computer.

Slide 10 - Question ouverte

persoonsvorm?
Gisteren viel ik op de grond.

Slide 11 - Question ouverte

Tegenwoordige of verleden tijd?
Gisteren viel ik op de grond.

Slide 12 - Question ouverte

Ik kan nu de persoonvorm en het onderwerp vinden.
A
nee
B
beetje
C
best goed
D
foutloos

Slide 13 - Quiz

Ik kan bepalen of een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) staat.
A
nee
B
beetje
C
best goed
D
foutloos

Slide 14 - Quiz

Jufke eet graag koekjes. Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Jufke
B
eet
C
graag
D
koekjes

Slide 15 - Quiz

Jufke eet graag koekjes. Wat is het onderwerp in deze zin?
A
Jufke
B
eet
C
graag
D
koekjes

Slide 16 - Quiz

Oscar was supporter van club Brugge. Wat is de persoonsvorm of werkwoord in deze zin?
A
Oscar
B
was
C
supporter
D
van

Slide 17 - Quiz

Oscar was supporter van club Brugge.
Tegenwoordige of verleden tijd?
A
tegenwoordige
B
verleden
C
voltooid deelwoord
D
geen van allemaal

Slide 18 - Quiz