Taal, thema 3, les 19

Thema 3, les 19: persoonsvormen vinden met tijdsproef
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 3, les 19: persoonsvormen vinden met tijdsproef

Slide 1 - Diapositive

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.)?
Kijk eens naar de oude foto.

Slide 2 - Question ouverte

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.)?
Het meisje draagt een lange jurk.

Slide 3 - Question ouverte

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.)?
Dat schort beschermde de jurk.

Slide 4 - Question ouverte

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.)?
De schorten gingen in de kookwas.

Slide 5 - Question ouverte

Staat de zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.)?
In die tijd bestonden er nog geen wasmachines.

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Het jongetje rechts draagt een kiel.

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Een kiel lijkt wel op een bloes.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Een kiel kun je niet hip noemen.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Vroeger zaten jongens met een kiel in de klas.

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Op een kiel mocht je lekker knoeien.

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de andere tijd.
Draag jij wel eens een kiel?

Slide 12 - Question ouverte