Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H3 Werkloos
§3.1 Werk over en te kort
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Leerdoelen
- Ik kan uitleggen hoe de werking is van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
Ik kan uitleggen wat aanbod en vraag naar arbeid is, kan het verschil tussen beroepsbevolking en werkgelegenheid uitleggen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een krappe en ruime arbeidsmarkt en kan voorbeelden geven van kenmerken daarvan
- Ik kan het werkloosheidspercentage berekenen
Ik kan uitleggen of ik moet rekenen met een percentage of dat ik een percentage moet berekenen
Ik kan aangeven welke formule ik moet gebruiken om het werkloosheidspercentage te berekenen
Ik kan het werkloosheidspercentage berekenen door de juiste gegevens en formule toe te passen
Slide 3 - Diapositive
Aanbod van arbeid = Beroepsbevolking
beroepsbevolking = aanbod van arbeid
Beroepsbevolking zijn alle inwoners van Nederland van 15 tot 75 jaar. Betaalde baan hebt of als je die zoekt.
Slide 4 - Diapositive
Vraag naar arbeid = Werkgelegenheid
Werkgelegenheid = Vraag naar arbeid
Overheid en bedrijven:
-Banen die vervuld zijn
-Vacatures : onbezette arbeidsplaatsen
Slide 5 - Diapositive
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Slide 6 - Diapositive
Werkgelegenheid
Wordt gemeten in arbeidsjaren (arbeidsvolume) of in aantallen personen
--> arbeidsjaar = fulltime baan op jaarbasis
Slide 7 - Diapositive
Vraag naar werk (werkgevers) berekenen in arbeidsjaren
Slide 8 - Diapositive
Arbeidsmarkt
het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid
Slide 9 - Diapositive
Krappe arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag dan aanbod
hebben werkgevers tekort aan personeel
hebben werkzoekenden een grote kans op een baan
is de kans groot dat de arbeidsomstandigheden verbeteren
veel openstaande vacatures
Slide 10 - Diapositive
Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod dan vraag
werkloosheid hoog
werkzoekenden weinig kans op een baan
kans groot dat arbeidsomstandigheden verslechteren
Slide 11 - Diapositive
De werkgelegenheid bestaat uit ...
A
De mensen met een betaalde baan
B
Iedereen die op zoek is naar een betaalde baan
C
Alle bezette arbeidsplaatsen en de vacatures
D
Onbezette arbeidsplaatsen en iedereen met een betaalde baan
Slide 12 - Quiz
De beroepsbevolking is het aanbod op de arbeidsmarkt?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers
Slide 14 - Quiz
bij krappe arbeidsmarkt:
A
zijn er veel werklozen
B
zijn er weinig werklozen
C
zijn er veel en weinig werklozen
D
alleen bij corona crisis
Slide 15 - Quiz
Wat is een ruime arbeidsmarkt?
A
Aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid
B
Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid
Slide 16 - Quiz
Bij een ruime arbeidsmarkt is er sprake van:
A
hogere lonen
B
meer werkloosheid
C
veel vraag en weinig aanbod van arbeid
Slide 17 - Quiz
Huiswerk paragraaf 3.1
6 tot met 13 en RT 1
Slide 18 - Diapositive
Leerdoelen
- Ik kan uitleggen hoe de werking is van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
Ik kan uitleggen wat aanbod en vraag naar arbeid is, kan het verschil tussen beroepsbevolking en werkgelegenheid uitleggen
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een krappe en ruime arbeidsmarkt en kan voorbeelden geven van kenmerken daarvan
- Ik kan het werkloosheidspercentage berekenen
Ik kan uitleggen of ik moet rekenen met een percentage of dat ik een percentage moet berekenen
Ik kan aangeven welke formule ik moet gebruiken om het werkloosheidspercentage te berekenen
Ik kan het werkloosheidspercentage berekenen door de juiste gegevens en formule toe te passen