H2 - week 1 - les 2 - Lezen H4

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met de LessonUp, Check wat je moet doen voor deze week. 
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met de LessonUp, Check wat je moet doen voor deze week. 

Slide 1 - Diapositive

- Welkom
- theorie lezen H4
- Lezen H4

Doel: 
- Je legt het verschil tussen feit/mening/standpunt uit. 
- In een tekst kun je herkennen welke standpunten er zijn en welke meningen er daarover genoemt worden. 
Vandaag in de les:

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
timer
7:00

Slide 3 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen

Slide 4 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen

Slide 5 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen
mening
mening

Slide 6 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen

Slide 7 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen

Slide 8 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen

Slide 9 - Diapositive

Feiten, standpunten en meningen
Een argument gebruik je om te laten zien WAAROM je iets vindt. 

Slide 10 - Diapositive

Om het object en het beeld met elkaar te verbinden, zijn verschillende manieren mogelijk:

                             Zo ...  als een...
                             Een ..... van een ....
                             ... is net ......
Vergelijkingen

Slide 11 - Diapositive

Om het object en het beeld met elkaar te verbinden, zijn verschillende manieren mogelijk:

                             Zo ...  als een...
                             Een ..... van een ....
                             ... is net ......
Vergelijkingen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Question de remorquage

In hoofdstuk 1 ging het over vergelijkingen
Daarmee kon je beeldend duidelijk maken waar je het over hebt.

In Hoofdstuk 2 leer je twee andere manieren waarmee je hetzelfde doel kunt gebruiken, namelijk:
Metafoor en personificatie 
Woordenschat H1

Slide 14 - Diapositive

In een vergelijking zaten een beeld en een object
- Van veraf is die rots net een olifant

Bij een metafoor verwijs je naar het object, maar gebruik je alleen het beeld.
- Zullen we die olifant eens beklimmen?
Metafoor 

Slide 15 - Diapositive

Je geeft een voorwerp (plant, ding, dier, begrip) menselijke eigenschappen.

- De nacht huiverde na het schot
- De toekomst lacht me tegemoet

Altijd FIGUURLIJK TAALGEBRUIK

Personificatie 

Slide 16 - Diapositive

Wat een klier van een vent is die Peter toch!
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
personificatie

Slide 17 - Quiz

Met zo’n diploma gaan alle deuren voor je open.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quiz

Mijn fietslampje weigerde dienst.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quiz

Ze kreeg een rolberoerte toen ze hoorde dat ze de opdracht met Kees moest doen.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
personificatie

Slide 20 - Quiz

De nieuwe apps gaan als warme broodjes over de toonbank.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quiz

Wat:  Lezen H4 -  hele leerlijn 
Wanneer: Deze week 
Waar moet je op letten: Werk heel netjes en lees de teksten echt. 
Kijk elke keer goed wat feiten zijn, wat iemand vindt en waarom hij/zij dat vindt.
 

Aan de slag:

Slide 22 - Diapositive