Leestekens 3K

Nederlands
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning

`Herhaling voor toets morgen
Doel
Je weet hoe je welke leestekens er zijn.
Je weet hoe je leestekens moet toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Corrigeer deze zinnen
hoewel hij ziek is gaat hij toch naar school
als lieke naar huis loopt praat zij de hele tijd
pak je boek
hij gaat niet slapen ondanks hij moe is
mag ik nog even een boekje lezen
de zon scheen toen ik naar huis fietste
je mocht nog geen snoepje pakken


timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoorden
Hoewel hij ziek is, gaat hij toch naar school.
Als lieke naar huis loopt, praat zij de hele tijd.
Pak je boek!
Hij gaat niet slapen, ondanks dat hij moe is.
Mag ik nog even een boekje lezen?
De zon scheen, toen in naar huis fietste.
Je mocht nog geen snoepje pakken!

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten
Als je woord voor woord opschrijft wat iemand zegt, noem je dat een citaat.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten 


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoorden
Hoewel hij ziek is, gaat hij toch naar school.
Als lieke naar huis loopt, praat zij de hele tijd.
Pak je boek!
Hij gaat niet slapen, ondanks dat hij moe is.
Mag ik nog even een boekje lezen?
De zon scheen, toen in naar huis fietste.
Je mocht nog geen snoepje pakken!

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten
Als je een citaat wilt gebruiken, zijn de regels:
  • Aanhalingstekens aan het begin en einde.
  • Begin het citaat met een hoofdletter.
  • Dubbele punt als het citaat in een zin begint.
  • Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken.
  • Onderbroken citaat? Gebruik komma's!

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten
Als je woord voor woord opschrijft wat iemand zegt, noem je dat een citaat.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten 


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaten
Als je een citaat wilt gebruiken, zijn de regels:
  • Aanhalingstekens aan het begin en einde.
  • Begin het citaat met een hoofdletter.
  • Dubbele punt als het citaat in een zin begint.
  • Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken.
  • Onderbroken citaat? Gebruik komma's!

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaat

Als je opschrijft wat iemand zegt, heet dat een citaat.

Een citaat staat tussen aanhalingstekens:


"Citaat."



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer ook alweer hoofdletters?
deze zin is goed geschreven de volgende zin niet

met pasen gaan we altijd een paasbrunch doen

Slide 15 - Diapositive

Deze zin is goed geschreven. De volgende zin niet
Met Pasen gaan we altijd een paasbrunch doen.
Leestekens
Je eindigt een zin met een leesteken: een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

 
Leestekens maken duidelijk wat je met een zin wilt bereiken.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.


  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Punt, vraagteken en uitroepteken
  • Eindig een gewone zin met een punt (.): Ik eet geen vlees.
  • Eindig een vragende zin met een vraagteken (?): Ken je het verhaal van ''De grijze jager''?
  • Eindig een uitroep (bijvoorbeeld van verbazing of woede) of een zin met een commando (gebiedende wijs) met een uitroepteken (!): Wat een goed idee! Ruim je kamer op!


Let op: gebruik nooit twee van deze leestekens na elkaar.


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma's
Een komma gebruik je onder meer:
- tussen twee persoonsvormen: Als je Eva ziet, doe haar dan de groeten.
- voor voegwoorden als als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra: In de winter staat de oldtimer binnen, zodat hij niet gaat roesten.

Na het woordje en gebruik je geen komma.

Hij gaat met Maria en Johanna en Pieter naar de Efteling en dan gaan ze daarna een ijsje eten.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie 
Als je de betekenis van een onbekend woord wilt ontdekken kun je het volgende doen:

3 woordraadstrategieën
  •  synoniem zoeken
  • omschrijving zoeken
  • voorbeeld zoeken

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 25 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Citaat

Als je opschrijft wat iemand zegt, heet dat een citaat.

Een citaat staat tussen aanhalingstekens:


"Citaat."



Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer ook alweer hoofdletters?
deze zin is goed geschreven de volgende zin niet

met pasen gaan we altijd een paasbrunch doen

Slide 35 - Diapositive

Deze zin is goed geschreven. De volgende zin niet
Met Pasen gaan we altijd een paasbrunch doen.
Leestekens
Je eindigt een zin met een leesteken: een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

 
Leestekens maken duidelijk wat je met een zin wilt bereiken.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.


  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Punt, vraagteken en uitroepteken
  • Eindig een gewone zin met een punt (.): Ik eet geen vlees.
  • Eindig een vragende zin met een vraagteken (?): Ken je het verhaal van ''De grijze jager''?
  • Eindig een uitroep (bijvoorbeeld van verbazing of woede) of een zin met een commando (gebiedende wijs) met een uitroepteken (!): Wat een goed idee! Ruim je kamer op!


Let op: gebruik nooit twee van deze leestekens na elkaar.


Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma's
Een komma gebruik je onder meer:
- tussen twee persoonsvormen: Als je Eva ziet, doe haar dan de groeten.
- voor voegwoorden als als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra: In de winter staat de oldtimer binnen, zodat hij niet gaat roesten.

Na het woordje en gebruik je geen komma.

Hij gaat met Maria en Johanna en Pieter naar de Efteling en dan gaan ze daarna een ijsje eten.

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

"Onbekende woorden"
Het vinden van voorbeelden van onbekende woorden

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie 
Als je de betekenis van een onbekend woord wilt ontdekken kun je het volgende doen:

3 woordraadstrategieën
  •  synoniem zoeken
  • omschrijving zoeken
  • voorbeeld zoeken

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Omschrijving zoeken
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's in dezelfde zin of ervoor of erna.

Een omschrijving is een uitleg van een onbekend woord

Haar opa is haar idool, iemand voor wie ze bewondering heeft.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld zoeken
Staat vaak tussen twee komma's in (of tussen haakjes).
Ook vaak na woorden als: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.

Een vegetariër, iemand die geen vlees eet/producten gebruikt waarbij dieren moeten worden doodgemaakt (zoals leer), maar wel dierlijke producten gebruikt, zoals melk, honing, eieren.

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Synoniem 
Woorden die hetzelfde betekenen noem je synoniemen.
Denk bijvoorbeeld aan:
  • smerig en vies
  • huis en woning

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 45 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Synoniemen
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug
Synoniemen gebruik je ook om je tekst beter leesbaar te maken.
Wil je het synoniem van een woord weten? Kijk dan op synoniemen.net

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken
Opdracht 4, 5 en 6

Opdrachten klaar, dan ga je trainen - 

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen deze les

Je weet hoe je welke leestekens er zijn.

Je weet hoe je leestekens moet toepassen.
Afsluiting
Zijn er nog vragen?
Opdracht 1 tm 4.
Controleer of je huiswerk hebt

Volgende les
Gaan we aan de slag met d, t of dt



Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoorden
Hoewel hij ziek is, gaat hij toch naar school.
Als lieke naar huis loopt, praat zij de hele tijd.
Pak je boek!
Hij gaat niet slapen, ondanks dat hij moe is.
Mag ik nog even een boekje lezen?
De zon scheen, toen in naar huis fietste.
Je mocht nog geen snoepje pakken!

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions