H6, les 8

Economie
Hoofdstuk 6

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Economie
Hoofdstuk 6

Slide 1 - Diapositive

Inhoud van de les
- Opdracht 6.22 en 6.23
- Theorie arbeidsmarkt
- Opdracht 6.24 en 6.25


Slide 2 - Diapositive

Opdrachten
Maak opdracht 6.22 en 6.23 op blz. 83.
Hulp nodig? Vraag het rustig aan diegene die naast je zit.
Tijd? Jullie krijgen 10 minuten
Klaar? Maak opdracht 6.24 op blz. 84.


Slide 3 - Diapositive

6.2 De arbeidsmarkt
Waarom deze paragraaf? 
Nuttig om te weten hoe de arbeidsmarkt ervoor staat en wat voor gevolg dat voor jou heeft. Moet je blij zijn met de eerste de beste baan of kan je wellicht iets meer eisen als werknemer. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

6.2 De arbeidsmarkt (blz. 83)
Op de arbeidsmarkt wordt de productiefactor arbeid ‘verhandeld’.
Vraagkant: Aan de ene kant zijn er bedrijven die arbeidskrachten zoeken voor hun productie.
Aanbodkant: Aan de andere kant zijn er mensen die hun arbeid willen ‘verkopen’ om op die manier een inkomen te verdienen.




Slide 6 - Diapositive

Vraag naar arbeid (blz. 83)
Bestaat uit de banen die door zelfstandigen en werknemers worden vervuld (ook wel werkgelegenheid genoemd) plus het aantal banen waarvoor de werkgevers geen mensen hebben gevonden (vacatures). 

Slide 7 - Diapositive

Werkgelegenheid (blz. 84) 
Arbeidsproductiviteit: productie / werkgelegenheid

Stel: er worden 100 producten gemaakt door in totaal 20 medewerkers. --> 100 / 20 =  5 per persoon --> is de arbeidsproductiviteit
Een vacature kan niet produceren. Dit wordt dan ook niet tot de werkgelegenheid gerekend.

Slide 8 - Diapositive

Aanbod van arbeid (blz. 83)
Bestaat uit alle mensen die betaald werk hebben of werk zoeken voor 1 uur of meer per week. 
Drie groepen:
- Werkende zelfstandigen
- Werknemers
- Werklozen

Slide 9 - Diapositive

Opdrachten
Maak opdracht 6.24 t/m 6.26 op blz. 84.
Hulp nodig? Vraag het rustig aan diegene die naast je zit.
Tijd? Jullie krijgen 10 minuten
Klaar? Maak opdracht 6.27 op blz. 85.


Slide 10 - Diapositive