Natuur 6: les 8 Winter

Natuur 6: les 8 Winter
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologiePraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Natuur 6: les 8 Winter

Slide 1 - Diapositive

De winter
- 1 van de 4 seizoenen (jaargetijden).
- Duurt van 21 december tot en met 20 maart.
- De koudste periode van het jaar.
- De zon schijnt minder fel en minder uren.
- Veel dieren houden een winterslaap.
- Loofbomen en veel planten zijn kaal; hebben geen bladeren.

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel seizoenen heeft een jaar?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

In welke maand begint de winter?
A
in januari
B
in februari
C
in december
D
in juli

Slide 4 - Quiz

Wat zie je aan loofbomen in de winter?
A
Ze hebben geen bladeren
B
Ze gaan dood
C
Ze worden omgezaagd
D
Ze krijgen nieuwe bladeren

Slide 5 - Quiz

Planten
Sommige planten lijken dood in de winter, maar onder de grond wordt voedsel bewaard in wortels, knollen en bollen.
In de lente gebruikt de plant dat om weer te groeien.

Slide 6 - Diapositive


Bomen en planten houden ook een soort winterslaap:
De bladeren vallen in de herfst al af, voedsel wordt veilig bewaard onder de grond.
In de wortels, bollen en knollen.
Daar bevriest het niet.

In de lente gebruiken de bomen en planten het voedsel om weer uit te groeien.

Slide 7 - Diapositive

Filmpje
Het volgende filmpje duurt 20 minuten. Jullie hebben dit filmpje vandaag in het eerste lesuur bekeken. Je mag hem daarom overslaan. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat weet je nog over het filmpje over winterslaap van vanochtend?

Slide 10 - Carte mentale

Welke dieren leven er allemaal in het bos?

Slide 11 - Carte mentale

Feit of fabel: De lever van een kikker maakt suiker aan. Dit werkt als een anti-vriesmiddel?
A
Waar (feit)
B
Niet waar (fabel)

Slide 12 - Quiz

Heeft een eekhoorn een winterslaap of winterrust?
A
Winterslaap, want hij wordt tussendoor niet wakker.
B
Winterrust, want hij wordt tussendoor wakker.

Slide 13 - Quiz

Warmbloedig

* Lichaamstemperatuur blijft hetzelfde.

* Vogels en zoogdieren. 
 Koudbloedig

* Lichaamstemperatuur is gelijk aan de omgeving.

* Reptielen, amfibieën en vissen

Slide 14 - Diapositive

Hoe warm is het lichaam van een mens altijd (ongeveer)?
A
25 graden
B
37 graden
C
40 graden
D
50 graden

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'warmbloedig'?
A
De temperatuur van het lichaam blijft hetzelfde.
B
De temperatuur verandert steeds
C
Mensen en dieren worden steeds warmer
D
De temperatuur zakt steeds.

Slide 16 - Quiz

Wie zijn er warmbloedig?
A
alleen mensen
B
mensen en vissen
C
mensen, zoogdieren en vogels
D
vissen en reptielen

Slide 17 - Quiz

Wat moeten mensen doen om goed warm te blijven?
A
niks
B
ze houden een winterslaap
C
goed eten en drinken
D
ze drinken warme chocomelk

Slide 18 - Quiz

Wat doen mensen nog meer, naast goed eten, om goed warm te blijven
A
warme thee drinken
B
niks
C
ze houden een winterslaap
D
warm aankleden

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het als je warmbloedig bent?

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent koudbloedig dan?

Slide 21 - Question ouverte

Wat doen dieren die geen winterslaap houden om zich aan de kou aan te passen?
A
Ze houden toch een winterslaap
B
Ze gaan bij mensen in huis wonen
C
Ze krijgen een dikke wintervacht
D
Ze eten zich helemaal vol

Slide 22 - Quiz

Kijk Filmpje 2
vanaf 9.38 tot 13.49 minuten

Slide 23 - Diapositive


Hoe past een zwijn zich aan de winter aan?
A
Helemaal niet
B
Houdt een winterslaap
C
Ze belt bij mensen aan
D
Krijgt een dikke wintervacht

Slide 24 - Quiz

Wat doet een eekhoorn om de winter door te komen?
A
Legt in de herfst een wintervoorraad aan
B
Niks
C
Ze houdt een winterslaap
D
Ze vliegt naar een warm land

Slide 25 - Quiz

In de winter is er weinig voedsel in het bos. Wat eten zwijnen zoal in de winter?

Slide 26 - Question ouverte

Noem voorbeelden van warmbloedige dieren

Slide 27 - Carte mentale

Noem voorbeelden van koudbloedige dieren

Slide 28 - Carte mentale

Houden insecten een winterslaap?
A
Ja. Insecten hebben een winterslaap.
B
Natuurlijk niet. Ze kunnen tegen de kou.
C
In de winter zijn insecten dood.
D
Nee, ze vliegen naar het zuiden.

Slide 29 - Quiz

Een egel in winterslaap heeft een lage hartslag, lage temperatuur en de spijsvertering stopt. Eet en poept hij?
A
Als hij niet eet en poept gaat hij dood. Dus ja.
B
Zijn lichaam staat stil. Dus nee.

Slide 30 - Quiz

Op welke manieren houden dieren zich warm in de winter? Noem er drie!

Slide 31 - Carte mentale

Wat hebben jullie vandaag nieuw geleerd?

Slide 32 - Question ouverte

Dit was het einde! Geniet nog even van de volgende leuke dierenfilmpjes! 

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo