Domein F

Domein F
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EcMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Domein F

Slide 1 - Diapositive

Soorten spellen
Simultaan: elke speler kiest tegelijk, er is dus informatie asymmetrie 

Sequentieel: spelers kiezen na elkaar (spelboom). Eerste speler heeft voordeel dat hij het gedrag van speler 2 weet. 

Slide 2 - Diapositive

Nash-evenwicht zoeken

Zoek het Nash-evenwicht. Zijn er dominante keuzes en is er een gevangenendilemma?

Slide 3 - Diapositive

!! NOEM ALTIJD GETALLEN!!

Slide 4 - Diapositive

Dominante actie
Zoek in vorige voorbeeld uit wat beide partijen doen

Energas: (-2 > -4) & (+2 > 0), dus SWS wel inhuren, maakt niet uit wat Green Energy doet. 

De actie wel inhuren is voor Energas dominant.
!!NOEM ALTIJD DE GETALLEN!!

Slide 5 - Diapositive

Gevangenendilemma
Evenwicht is (-2, -2). Voor BEIDE spelers is er een betere uitkomst mogelijk. 

In dat geval is er sprake van een gevangenendilemma

Slide 6 - Diapositive

Zoek de evenwichten

Slide 7 - Diapositive

Meerdere evenwichten
Uitkomst wordt bepaald wie bijvoorbeeld de eerste keuze maakt. 

Meest logische evenwicht in voorgaand spel: (55,55)

Zie je meerdere evenwichten? Zeg altijd 'Er zijn twee evenwichten, namelijk ... en ....'

Slide 8 - Diapositive

Zoek het evenwicht (antw. in filmpje hierna)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Spelboom
Speler 1 kiest eerst, hij weet wat speler 2 gaat doen:

Als 1 toetreedt, gaat 2 voor 150 of 120
Als 1 niet toetreedt, gaat 2 voor 200 of 180

Dus is 80 het best voor 1, evenwicht (toetreden, hoge prijs)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Is toetreden geloofwaardig?

Slide 13 - Diapositive

Elastisch of inelastisch?

Slide 14 - Diapositive

Elasticiteit
Is er sprake van een elastische of inelastische vraag?

Slide 15 - Diapositive

Elasticiteit
Rechtsonder:
Aanbod verlagen: prijzen stijgen

Daardoor meer omzet. Dus P stijgt % meer dan dat Q daalt. Inelastisch. 

Slide 16 - Diapositive

1.7: Oplossing gevangenprobleem: Zelfbinding
Je gooit de zwarte kaart weg, waardoor je jezelf 'bindt' tot het kiezen van rood.

Reclame maken met hoge prijzen: concurrent weet dat je niet zult verlagen door de reclames.
Zeggen: ik ga niet verlagen --> Geen geloofwaardige zelfbinding


Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden zelfbinding

Slide 18 - Diapositive

Oplossing gevangenprobleem: Sociale norm (1.8)
Doordat je elkaar goed kent, 'naai' je de ander niet: sociale norm zorgt voor beste evenwicht.
Overleg tussen beide spelers. 


Slide 19 - Diapositive

Oplossing gevangenprobleem: Collectieve dwang
Contract tekenen dat je geen prijzen verlaagt

Collectieve goederen: belasting heffen

Slide 20 - Diapositive

Oplossing gevangenprobleem: Kijken naar het collectief
De totale opbrengst van beide spelers als belangrijkste zien, ipv jouw individuele. Hier is geen uiterkoop de beste cel (10.000)

Slide 21 - Diapositive

Reputatie
Reputatie belangrijk in speltheorie. Wanneer je als bedrijf/speler onbetrouwbaar bent, komt dat doordat je dit in de geschiedenis hebt opgebouwd.

De reputatie die je hebt van een ander, zorgt ervoor dat er mogelijk andere keuzes worden gemaakt in het vervolg

Slide 22 - Diapositive

Gevangenendilemma 

Slide 23 - Diapositive

Herhaald spel
In het herhaald spel zal de uitkomst het punt {geen prijsverlaging, geen prijsverlaging} zijn. In een herhaald spel zullen spelers namelijk eerder samenwerken om zo elke ronde dezelfde hogere opbrengst te behalen. Hoelang dit doorgaat hangt af van de reputatie van de spelers. Wanneer een van de spelers besluit om wel een prijsverlaging te doen zal de andere supermarkt deze supermarkt niet meer vertrouwen en de volgende ronde ook een prijsverlaging invoegen. De laatste 'ronde' zullen partijen de afspraak proberen te schenden.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Verzonken kosten
Een bedrijf of persoon doet een specifieke investering die achteraf niet terugverdiend kan worden.

WK2010 in Zuid-Afrika: Stadions zijn gebouwd, staan er nu nog, maar kunnen nergens anders voor worden gebruikt: Berovingsprobleem

Slide 26 - Diapositive

Berovingsprobleem:
Op examen sws noemen: welke specifieke investering
Dat de kosten verzonken zijn.

Klassiek voorbeeld: Een werkgever betaalt een opleiding voor een werknemer. Als de werknemer geslaagd is, gaat hij voor meer loon werken bij een concurrent. Oplossing; contract maken

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Collectieve goederen
Collectieve goederen zijn goederen die alleen door de overheid geleverd worden en positieve externe effecten met zich meebrengen. Voorbeelden zijn wegen, fietspaden, de politie, het leger, straatverlichting en rechtspraak.

2 eisen: iedereen kan er gebruik van maken en niemand is uitsluitbaar. Ze zijn niet uit te splitsen voor een individu. 

Slide 30 - Diapositive

Meeliftgedrag collectieve goederen
 Het is in ieders eigenbelang om niet mee te betalen aan collectieve goederen. Omdat dit voor iedereen geldt, is het waarschijnlijk dat collectieve goederen niet betaald zullen worden.

Oplossing: collectieve dwang: belasting betalen om collectieve goederen te kunnen betalen

Slide 31 - Diapositive

Meeliftgedrag CAO
Kern: niet betalen, wel profiteren.
Lid zijn van een vakbond. Een vakbond onderhandelt met werkgevers over een hoger loon. Lid zijn vak een vakbond kost contributie voor werknemers. Ook werknemers die geen lid zijn profiteren van een loonsverhoging = Meeliftgedrag
Dominante actie werknemer: niet betalen. Gevolg, geen vakbond. Lid zijn betekent dus solidariteit. 

Slide 32 - Diapositive

Negatieve externe effecten
Zitten niet bij de kostprijs in. 
Zorgt voor maatschappelijke kosten. 

MacDonalds eten: Mensen worden ongezonder en komen vaker in het ziekenhuis. Dit zit niet bij de kostprijs in van een bigmac. De gezondheidszorg wordt betaald door de maatschappij. Die kosten stijgen dus. 

Slide 33 - Diapositive

Internaliseren extern effect
Het internaliseren van een extern effect betekent dat de producent of consument moet betalen voor de negatieve gevolgen van productie of consumptie (bijvoorbeeld via boetes of belastingen).

De BigMac wordt extra belast: het zit bij de kostprijs in (geïnternaliseerd)


Slide 34 - Diapositive

Negatieve externe effecten
Milieubewust produceren is duur. Iedere producent heeft dus als belang om niet milieubewust te produceren voor de meeste winst. Gevolg: veel milieuschade = gevangenendilemma 

Daardoor meer negatieve externe effecten: slecht voor milieu, kost de maatschappij weer geld. 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive