Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Groepjes 2Q
1: Skip, Joep, Julius, Emma, Roos
2: Fos, Zeb, Pien, Wilmijn, Anna-Lyke
3: Simon, Ciske, Rosaly, Robin, Julie
4: Steyn, Maurits, Sophie, Lot S, Selen
5: Lot K, Claudia, Loek, Evi, Cas
6: Berend, Lola, Rowen, Maas
Slide 1 - Diapositive
Groepjes 2N
1: Amour, Timo H, Sterre, Mirthe
2: Sven, Ruben, Kièro, Timo Z
3: Jan, Efe, Serena, Anne
4: Pieter, Fedde, Merel, Isis, Lars
5: Luc, Lucas, Lynn, Naomi
6: Ronald, Menno, Floris, Bernd
Slide 2 - Diapositive
Groepjes 2P
1: Meike, Isabelle, Dani, Tim, Nienke
2: Jill, Lynn, Mika, Florian, Marley
3: Kyano, Sara, Ziva, Damian
4: Berend, Bette, Dewi, Ryan, Ilse
5: Pepijn, Neele, Sarah, Kymani
Slide 3 - Diapositive
Groepjes 2V
1: Finn, Feline, Rozemarijn, Sanne, Evy
2: Ids, Carmen, Lise, Gijs, Britt Beumer
3: Nienke, Anna, Zonne, Justin, Lena
4: Guido, Merle, Eloïse, Hülya, Detlef
5: Yusra, Britt Bleumink, Hanibal, Leanne
Slide 4 - Diapositive
Programma + lesdoelen les 1
Tekstbegrip (40 min inclusief lezen in leesboek):
Je kent de zins- en alineaverbanden: opsomming, voorbeeld en tegenstelling.
Je weet welke signaalwoorden deze verbanden aankondigen.
Spelling: (40 min):
Je weet wanneer je een komma moet gebruiken
Je kent de regels achter de directe en indirecte rede
Slide 5 - Diapositive
Tekstbegrip
Tekstbegrip
Slide 6 - Diapositive
Opdracht lange Jan
Maak van STAP 1 opdracht 1 t/m 3 op je werkblad. De docent neemt de opdrachten eerst even met je door.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Opdracht lange Jan (vervolg)
Maak nu de opdrachten bij STAP 2. Je moet opnieuw zinsdelen in de tekst voegen. Nummer voor je zelf eerst de 8 zinsdelen. Schrijf de nummers vervolgens met potlood op de juiste plek in de tekst.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Opdracht in tweetallen / groepje
Je hebt in de vorige les 3 zins- en alineaverbanden geleerd:
uitspraak - opsomming
uitspraak - tegenstelling
uitspraak - voorbeeld
Maak de opdracht in drive : tekstbegrip - oefeningen - opdracht alineaverbanden.
Slide 11 - Diapositive
Spelling
Slide 12 - Diapositive
Directe en indirecte rede
Wat is er waarschijnlijk letter gezegd in de volgende zinnen?
1. Mark zei dat hij morgen helaas niet kon komen op het feest.
2. De docent zei dat de toets volgende week maandag wordt afgenomen.
3. De mentor voorspelde dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.
Slide 13 - Diapositive
Antwoorden:
1. Mark zei dat hij morgen helaas niet kon komen op het feest.
'Ik kan morgen helaas niet komen op het feest.'
2. De docent zei dat de toets volgende week maandag wordt afgenomen.
'De toets wordt volgende week maandag afgenomen.'
3. De mentor voorspelde dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.
'Ik voorspel dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.'
Slide 14 - Diapositive
Opdracht citaten:
1. Mark zei dat hij morgen helaas niet kon komen op het feest.
'Ik kan morgen helaas niet komen op het feest.' vooraan
2. De docent zei dat de toets volgende week maandag wordt afgenomen.
'De toets wordt volgende week maandag afgenomen.' achteraan
3. De mentor voorspelde dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.
'Enkele leerlingen zullen na Kerst flink aan het werk moeten gaan.' onderbreken
Slide 15 - Diapositive
Antwoorden opdracht citaten:
'Ik kan morgen helaas niet komen op het feest', zei Mark.
De docent zei: 'De toets wordt volgende week maandag afgenomen.'
'Ik voorspel', zei de mentor, 'dat enkele leerlingen na Kerst flink aan het werk zullen moeten gaan.'
Slide 16 - Diapositive
(samen) maken/nakijken
Bekijk nog een keer de theorie over de 'komma' in blok 5 van spelling.
(samen) maken/nakijken:
2p + 2n: blz. 228/229 opdracht 3 en 4
2Q + 2V: blz. 243/244 opdracht 3 en 4
Slide 17 - Diapositive
Programma + lesdoelen les 2
Tekstbegrip:
Je weet wat je moet leren voor de 2-toets lezen
Je bepaalt met welke onderdelen je nog extra moet oefenen
Slide 18 - Diapositive
Tekstbegrip
Tekstbegrip
Slide 19 - Diapositive
Signaalwoorden (herhaling)
Bekijk de tekst die je per mail ontvangt 'Signaalwoorden playstation'.
7 signaalwoorden zijn weggestreept. Welke hadden waar moeten staan? Kies uit:
inmiddels - maar - en - ook - maar - voordat - ook
Slide 20 - Diapositive
Vragen bij tekst Playstation
1. In de tekst staat 2 keer het signaalwoord 'maar'. Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
2. Noem beide keren de twee delen van het verband.
3. Welk verband zie je in de laatste alinea? Aan welk signaalwoord herken je dit verband?
4. Noem beide delen van het verband uit de laatste alinea.