herhaling 2.1+2.2, UL 2.3 + 2.4 (b1j-b1g-bif)

planning
1 = herhaling 2.1 en 2.2 (lezen + vragen)
2 = uitleg 2.3
3 = opdrachten maken 2.3
4 = uitleg 2.4
5 = opdrachten maken 2.4
6 = huiswerk opgeven

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

planning
1 = herhaling 2.1 en 2.2 (lezen + vragen)
2 = uitleg 2.3
3 = opdrachten maken 2.3
4 = uitleg 2.4
5 = opdrachten maken 2.4
6 = huiswerk opgeven

Slide 1 - Diapositive

lees zelfstandig blz. 164 + 165
alleen basis 1 + 2


klaar met lezen?
Doe je boek dicht en log in op deze lessonup.
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

De aorta hoort bij het...
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Verteringsstelsel
D
Spierstelsel

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan is nr. 4?
A
nier
B
maag
C
lever
D
aorta

Slide 4 - Quiz


Wat mist dit blad?
A
Nerven
B
Bladschijf
C
Bladskelet
D
Bladmoes

Slide 5 - Quiz

Wat transporteert het vatenstelsel van de bladeren naar andere delen van de plant?
A
Water en koolstof
B
Water en mineralen
C
Zuurstof
D
Glucose

Slide 6 - Quiz

De grootste vaatbundel
in een blad bevindt zich in de:
A
zijnerf
B
bladmoes
C
bladschijf
D
hoofdnerf

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding is het wortelstelsel van een peen schematisch getekend.
Bij welk deel of bij welke delen kan de plant water met voedingsstoffen opnemen?
A
Deel 1
B
Deel 2
C
Deel 3
D
Water wordt door de bladeren opgenomen

Slide 8 - Quiz



Wortelharen zijn .........
A
stevig en dik
B
klein en kwetsbaar
C
smal en dik
D
groot en sterk

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN functie
van wortels
A
Reserve voedsel opslaan
B
Water en mineralen opnemen
C
Plant vast zetten in de bodem
D
Glucose en zuurstof maken

Slide 10 - Quiz

Vaatbundels lopen door
A
de stengels
B
de wortels
C
de bladeren
D
door A, B en C

Slide 11 - Quiz

Planten hebben reservestoffen in hun wortels.

Welke functie hebben de reservestoffen
in de wortels?
A
Opnemen van water uit de grond
B
Zuurstof afgeven aan de stengel
C
Opslaan voor later om te kunnen groeien
D
voeding voor mensen en andere dieren

Slide 12 - Quiz


Zijn de wortels van planten organen?
A
nee, planten hebben geen organen
B
nee, maar de bloem is wel een orgaan van een plant
C
ja, de wortels zijn inderdaad organen
D
nee, ze slaan alleen reservestoffen op

Slide 13 - Quiz

basisstof 2.3; cellen
lesdoelen:
  • Ik weet dat een organisme bestaat uit cellen.
  • Ik kan de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
  • Ik kan de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 14 - Diapositive

Cellen
Cellen zijn bouwstenen van organismen.

Alles wat leeft bestaat uit cellen.

Er zijn veel verschillende type cellen. Ook al verschilt hun vorm, de bouw van cellen is grotendeels gelijk. 

Het lichaam van een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen.

Slide 15 - Diapositive

dierlijke cel
Alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.

De vorm kan wel verschillen, maar de vorm heeft te maken met de functie.  


Slide 16 - Diapositive

dierlijke cel
Elke dierlijke cel heeft dezelfde onderdelen:
1 = celmembraan
2 = kernplasma
3 = kernmembraan
4 = cytoplasma
2+3 samen = celkern

Slide 17 - Diapositive

tekening dierlijke cel
Wangslijmvliescellen van de mens onder een microscoop.
TIP: Deze cellen hebben diepte, maar dat zie je onder een microscoop amper. 

Slide 18 - Diapositive

functies van de onderdelen:
  • De celmembraan is een dun vliesje, deze scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving. Het bestaat uit vetten en eiwitten. Sommige stoffen kunnen door hier door heen, andere stoffen alleen met behulp van eiwitten in het celmembraan. 
  • Cytoplasma is een dikke vloeistof, bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes.  
  • De celkern stuurt de cel aan. Het is het regelcentrum van de cel. 

Slide 19 - Diapositive

Plantaardige cel

Slide 20 - Diapositive

Plantaardige cel
De functies van de celmembraan, de celkern en het cytoplasma zijn bij een dierlijke en plantaardige cel hetzelfde.....

De celwand is een stevig laagje om de cel heen.  Deze zorgt voor stevigheid. Het is geen deel van de cel, maar ligt eromheen. Het is een tussencelstof.

Slide 21 - Diapositive

Plantaardige cel
De meeste planten hebben midden in de 
cel één grote vacuole. Dat is een blaasje 
gevuld met vocht (water met opgeloste stoffen). 

In het cytoplasma kunnen plastiden voorkomen. Dat zijn korrels met een speciale functie. Er zijn verschillende plastiden, zoals bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels;


Slide 22 - Diapositive

Plastiden:

  • Bladgroenkorrels: komen voor in de groene delen van een plant. In de bladgroenkorrels vindt de fotosynthese plaats.
  • kleurstofkorrels: Deze vind je in de cellen van bloemen en vruchten met een rode, oranje of gele kleur. 
  • zetmeelkorrels; Deze zitten bijvoorbeeld in de cellen van aardappels. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen. De korrels hebben geen kleur. Als je deze onder een mircoscoop wilt bekijken, moet je een beetje paarse vloeistof toevoegen om ze beter te kunnen zien. 

Slide 23 - Diapositive

Celorganellen:

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Voorbeelden hiervan zijn de celkern, de vacuole en plastiden. 

In dierlijke en plantaardige cellen komen nog veel ander celorganellen voor die je misschien in de bovenbouw gaat leren. 

Slide 24 - Diapositive

Plantaardige cel
(onder microscoop)
Dierlijke cel
(onder microscoop)

Slide 25 - Diapositive

Ga aan de slag met:

Online maken van thema 2
basisstof 2.3 
opdracht 1 t/m 9, waarvan 4 in je boek


 

Slide 26 - Diapositive

chromebook dicht
basisstof 2.4: celkern


Leerdoelen:
1 = Ik kan de kenmerken van chromosomen noemen.
2 = Ik kan de bouw en functie van DNA beschrijven.

Boek open op blz. 115....samen lezen blz. 115 t/m 117

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Sleep de juiste basen in het DNA molecuul
A
T
A
C
C
G

Slide 29 - Question de remorquage

Ga aan de slag met:
Eerst afmaken: 
basisstof 2.3 
opdracht 1 t/m 9

Dan verder werken aan:
basisstof 2.4
opdracht 1 t/m 10

Slide 30 - Diapositive

huiswerk voor volgende week =

basisstof 2.3  = opdracht 1 t/m 9

EN

basisstof 2.4  = opdracht 1 t/m 10

Slide 31 - Diapositive