herhaling thema gedrag

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
lopen, iets pakken, lachen
C
spieren die werken
D
planten die water opnemen
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
lopen, iets pakken, lachen
C
spieren die werken
D
planten die water opnemen

Slide 1 - Quiz

Wat is een prikkel?

A
invloed uit de omgeving op een organisme
B
reactie van een mens of dier op iets
C
een zintuig
D
een zenuw

Slide 2 - Quiz

Een prikkel kan ervoor zorgen dat er een (reactie) respons komt

A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Hersenen
Zenuwen
Ruggenmerg

Slide 4 - Question de remorquage

Draadjes die zintuigen en spieren verbinden met het ruggenmerg of de hersenen.
A
Hersenenen
B
Zenuwen
C
Zintuigen
D
Impulse

Slide 5 - Quiz

Zet in de juiste volgorde
prikkel
zintuig
impuls
zenuw
hersenen
waarneming

Slide 6 - Question de remorquage


Voorbeeld van een
uitwendige prikkel
(1 of meer antw. goed)

A
Geluid en licht
B
Honger en dorst
C
Iemand raakt je aan
D
Pijn in de buik

Slide 7 - Quiz


Voorbeeld van een inwendige prikkel

A
Geluid
B
Licht
C
Een prikkel die in het lichaam ontstaat
D
Jezelf met je hamer op de duim slaan

Slide 8 - Quiz


Wat is ethologie?

A
Het bestuderen van gedrag
B
Het beïnvloeden van gedrag
C
Het gedrag van dieren veranderen
D
Het gedrag van mensen veranderen

Slide 9 - Quiz

Wat weet je van een ethogram?

Wat is ...............waar?
NIET
A
Je schrijft op wat een dier doet
B
Een gedragshandeling wordt omschrijven
C
Je schrijft bijv. op dat een hond agressief is
D
Het is een lijst met beschrijvingen van gedrag

Slide 10 - Quiz


Wat is een protocol?

A
Je schrijft op wat je van het gedrag vindt
B
Een lijst waarop je kunt zien hoe vaak een gedragshandeling voorkomt bij één dier
C
Je schrijft op wat het dier doet
D
Een lijst waarop je kunt zien hoe vaak een gedragshandeling voorkomt bij alle dieren van één soort

Slide 11 - Quiz

5.2 Sociaal Gedrag
Omgaan met soortgenoten is Sociaal gedrag. Of het nou gaat om paren, vechten of elkaar voedsel brengen.

Er zijn grofweg 3 soorten sociaal gedrag:
  • Territorium gedrag
  • Voortplantingsgedrag
  • Groepsgedrag

Slide 12 - Diapositive

Territorium gedrag

Gedrag met als functie het afbakenen van een gebied (territorium) en het verdedigen ervan tegen binnendringende soortgenoten. Afbakenen met geur of geluid.

Het territorium moet zo groot zijn dat het de groep kan voeden.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

t
Territorium gedrag
Aanvalsgedrag: Ter verdediging van eigen territorium

baltsgedrag: om een partner aan te trekken

Vluchtgedrag: Vaak vlucht de uitdager, of de verliezer van het gevecht

Dreiggedrag: gedrag dat vaak wordt laten zien bij de grens van een territorium

Slide 15 - Diapositive

Overspronggedrag
Wanneer dieren geen gepast gedrag laten zien bv bij gevaar geen vlucht-, dreig- of aanvalsgedrag laten zien, maar iets heel anders. Noemen we dit oversprong gedrag.

Voorbeeld: Een hond gaat zich krabben.

Slide 16 - Diapositive

Dit is een voorbeeld van
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
sociaal gedrag

Slide 17 - Quiz

Begrijp je hoe dit 
gedrag ontstaat?            
Een prikkel is een verandering in de omgeving, hier reageren dieren en mensen op.

Uitwendige prikkel > iets zien bijv. de hond ziet de voerbak 
Inwendige prikkel   > de hond heeft honger

Respons (reactie): de hond loopt naar de voederbak en eet

Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels. 
Alle reacties op prikkels vormen het gedrag.

Ook als de hond niet was gaan eten was dit een reactie (respons)  en dus gedrag geweest. 

Slide 18 - Diapositive

Als een prikkel
steeds dezelfde
reactie (respons) geeft noem je dit:

A
een sleutelprikkel
B
een uitwendige prikkel
C
een inwendige prikkel
D
een respons

Slide 19 - Quiz

Gedrag kan

1. zijn aangeleerd
2. worden bepaald door erfelijke factoren
A
1 . Waar 2. Niet waar
B
1 . Niet waar 2. Waar
C
Beide niet waar
D
Beide waar

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

De kuikentjes vertonen
A
Aangeleerd gedrag
B
Erfelijk gedrag
C
geen gedrag
D
menselijk gedrag

Slide 22 - Quiz

Sleutelprikkel
Bijvoorbeeld: 
een zwaluw komt op het nest.
De jonge zwaluw doet zijn bek open
De binnenkant is felgekleurd
De ouders voeren het jong.
Sleutelprikkel = de felgekleurde binnenkant

Slide 23 - Diapositive

Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken.

Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?

A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
verzoeningsgedrag
D
sociaal gedrag

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive