Zinsontleding

Zinsontleding
We gaan vandaag oefenen met het ontleden van een zin. Bij het ontleden van een zin hebben we het onder andere over:
- de persoonsvorm
- het onderwerp
- het gezegde
- het lijdend voorwerp
- het meewerkend voorwerp
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Zinsontleding
We gaan vandaag oefenen met het ontleden van een zin. Bij het ontleden van een zin hebben we het onder andere over:
- de persoonsvorm
- het onderwerp
- het gezegde
- het lijdend voorwerp
- het meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Luciano fietst naar school.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Slide 2 - Question ouverte

Ammar fietst ook naar school.
Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 3 - Question ouverte

Rana & Shaniece hebben nieuwe kleding gekocht.
Wat is in deze zin het gezegde?

Slide 4 - Question ouverte

Kies de persoonsvorm:
Leandra en Zaynab gingen gisteren rijdend naar het strand
A
gingen
B
rijdend
C
strand
D
Zaynab

Slide 5 - Quiz

Hoe kom je achter het lijdend voorwerp? 

Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp

Ik geef hem een patatje.
In deze zin is "een patatje" het lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Avalynn's ouders hebben nieuwe stoelen gekocht.
Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Sharief & Majdi moeten een opdracht krijgen.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
Wil jij Asad even optillen?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Vidéo

Je vindt het meewerkend voorwerp dus door te vragen:

aan wie of voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)

Slide 11 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Elivean geeft mijn kleine zoontje een koekje.

Zoek eerst naar de persoonsvorm, onderwerp, gezegde, (lijdend voorwerp) en dan naar het meewerkend voorwerp!

Slide 12 - Question ouverte

Geef in de volgende zinnen elke keer het meewerkend voorwerp aan!

Slide 13 - Diapositive

Dominik maakt een speciaal gedicht voor Quintin.

Slide 14 - Question ouverte

Ashley besluit de brief aan Jaimy te geven.

Slide 15 - Question ouverte

De Hamza geeft de koeien eten.

Slide 16 - Question ouverte

Xavienne's moeder geeft mij wat extra zakgeld.

Slide 17 - Question ouverte

Kieren geeft hem een mooi cadeau.

Slide 18 - Question ouverte

We hebben de broer van Poyraz een schilderij gegeven.

Slide 19 - Question ouverte

Evaluatie:
Ik heb een beter idee over hoe je moet ontleden
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage