H5 - T5: BS4 De nieren

Vandaag
  • herhalen door middel van quiz (10 min)
  • leerdoelen bs 4 de nieren (2 min)
  • lezen / samenvatten bs 4 (15 min)
  • uitleg bs 4 met filmpjes (20 min)
  • maken opdrachten 27 t/m 31 (15 min)
  • afsluiten met leerdoelen (10 min)
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
  • herhalen door middel van quiz (10 min)
  • leerdoelen bs 4 de nieren (2 min)
  • lezen / samenvatten bs 4 (15 min)
  • uitleg bs 4 met filmpjes (20 min)
  • maken opdrachten 27 t/m 31 (15 min)
  • afsluiten met leerdoelen (10 min)

Slide 1 - Diapositive

Verbind de juiste namen bij de onderdelen van het leverlobje.
Tak van galgang
Tak van leverader
Tak van poortader
Tak van leverslagader

Slide 2 - Question de remorquage

Poep is bruin omdat...
A
al het eten door elkaar heen bruin is
B
de enzymen van de darm bruin zijn
C
de lever bruin gekleurde afvalstoffen afgeeft.

Slide 3 - Quiz

Elisa heeft een avondje flink gedronken. In de lever wordt ethanol afgebroken. In welk van de volgende bloedvaten zal haar ethanol-concentratie het hoogst zijn.
De meting vindt ongeveer 1 uur na haar laatste alcoholische consumptie plaats
A
poortader
B
leverader
C
leverslagader

Slide 4 - Quiz

Juist of onjuist:

Bij een te hoge concentratie glucose in het bloed maakt de lever insuline aan
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

De lever zet ammoniak om in ureum. In de afbeelding zie je een gedeelte van een leverlobje.

In welk bloedvat tref je de hoogste concentratie ureum aan?

A
De leverader
B
De leverslagader
C
De poortader

Slide 6 - Quiz

Wat is geen functie van de lever?
A
rode bloedcellen afbreken
B
glucose opslaan
C
DNA afbreken
D
CO2 opslaan

Slide 7 - Quiz

De lever krijgt zijn zuurstof van..
A
de poortader
B
de leverslagader
C
de poortader en de lerverslagader

Slide 8 - Quiz

Uitscheiden

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kunt de bouw, werking en functies van de nieren en de urinewegen beschrijven
  • Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer in stand gehouden wordt door de nieren
  • je kan de volgende twee processen beschrijven: ultrafiltratie & terugresorptie

Slide 10 - Diapositive

kennis die je vandaag gebruikt:
- de leverfuncties die vandaag belangrijk zijn:
> maakt schadelijk stoffen onschadelijk,
> afbraak overtollige stoffen (stofwisseling)
- de lever geeft (afval)stoffen af aan je bloed,
- afvalstoffen moeten door de nieren uitgescheden worden.

Slide 11 - Diapositive

lezen 
82 t/m 85
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Nieren

Taak van de nieren:

  • Afvalstoffen verwijderen uit het bloed (uitscheiding)
  • Constant houden van de osmotische waarde van het bloed en het interne milieu 


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg 
  • Nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle --> Hart




Slide 17 - Diapositive

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 18 - Diapositive

Niereenheid / nefron

Slide 19 - Diapositive

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

kapsel van bouwman 
glomurulus

Slide 20 - Diapositive

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 21 - Diapositive

De Nier
osmotische waarde verschillen 

- Waarom waar actief transport? 

Slide 22 - Diapositive

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 23 - Diapositive

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 24 - Diapositive

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 25 - Diapositive

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 26 - Diapositive

Urinewegen

Urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen in de nierkelken.

Hier beginnen de urinewegen.

De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:

  • Nierkelken
  • Nierbekken
  • Twee urineleiders
  • Urineblaas
  • Plasbuis

Slide 27 - Diapositive

Urineblaas (vesica urinae)


Slide 28 - Diapositive

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de terugresorptie van water?
A
TSH
B
ACTH
C
ADH
D
FSH

Slide 29 - Quiz

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de resorptie van K en Na in de nieren?

Slide 30 - Question ouverte

Hoe werkt ADH?

Slide 31 - Diapositive

Maken 
Opdrachten 27 t/m 31
of extra uitleg, zie filmpjes volgende slides (ted-ed en crash course)
timer
15:00

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Leerdoelen gehaald? ( 10 quiz vragen)
  • Je kunt de bouw, werking en functies van de nieren en de urinewegen beschrijven
  • Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer in stand gehouden wordt door de nieren
  • je kan de volgende twee processen beschrijven: ultrafiltratie & terugresorptie

Slide 36 - Diapositive

1
2
3
4
Blaas
nieren
Urinebuis
Urineleider

Slide 37 - Question de remorquage

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 38 - Question de remorquage

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald.
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 39 - Question de remorquage

Je drinkt erg weinig. Wat gebeurt de ADH concentratie? En de terugresorptie van water?
A
ADH neemt toe, terugresorptie toe
B
ADH neemt af, terugresorptie toe
C
ADH neemt toe, terugresorptie af
D
ADH neemt af, terugresorptie af

Slide 40 - Quiz

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 41 - Quiz

In welk gedeelte van een nefron (niereenheid) wordt ervoor gezorgd dat een mens zo veel mogelijk water uit de voorurine terugresorbeerde, zodat hij slechts kleine hoeveelheden urine produceerde?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In het nierbuisje
D
In de glomerulus

Slide 42 - Quiz

De resorptie van glucose door het nierbuisje gebeurt via actief transport. Wat is waar?
A
Het kost vrijwel geen energie
B
Het gaat vanzelf, met de concentratie mee
C
Het kost energie in de vorm van ATP
D
Het kost energie in de vorm van warmte

Slide 43 - Quiz


A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg

Slide 44 - Quiz


A
Nierbekken
B
Niermerg
C
Nierschors
D
Urineleider

Slide 45 - Quiz

Bestudeer de tabel in de afbeelding aandachting.

Welke stof word NIET teruggeresorbeerd?
A
eiwitten
B
glucose
C
Na
D
ureum

Slide 46 - Quiz

Bestudeer de tabel in de afbeelding aandachting.

Welke stof worden NIET door ultrafiltratie uit het bloed verwijderd?
A
eiwitten
B
glucose
C
Na
D
ureum

Slide 47 - Quiz

volgende week 
  • de huid 
  • oefen voor de toets 

Slide 48 - Diapositive