Een radler bevat 2% alcohol. Hoeveel ml alcohol zit er in een flesje van 500 ml
Slide 13 - Question ouverte
Suiker wordt opgelost in water; de weegschaal geeft 20 gram aan voor het totale mengsel. De concentratie suiker is 5%. Bepaal hoeveel suiker er is opgelost in het water.
Slide 14 - Question ouverte
Een mengsel bevat de volgende waardes: 20 gram water 3 gram zout 2 gram suiker Bepaal de concentratie zout in het mengsel.
A
666,67 %
B
12%
C
0,6%
D
0,75%
Slide 15 - Quiz
Een mengsel bevat de volgende waardes: 20 gram water 3 gram zout 2 gram suiker Bepaal de concentratie zout in het mengsel.
A
8%
B
12%
C
10%
D
15%
Slide 16 - Quiz
Diffusie
Gelijkmatig verspreiding van moleculen in een ruimte
Moleculen gaan altijd van een hoge concentratie naar een lage concentratie
Slide 17 - Diapositive
Diffusie
Van hoog naar laag
Dit kost geen energie = passief transport
Slide 18 - Diapositive
Diffusiesnelheid
Hoe snel moleculen zich verspreiden. Hangt af van:
Temperatuur
Type stof
Afstand
Concentratieverschil
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Osmose
water gaat van LAGE concentratie naar HOGE concentratie
Dit kost geen energie = passief transport
Slide 21 - Diapositive
Drie osmotische begrippen
Hypertoon - De osmotische waarde buiten de cel is hoger dan in de cel
Hypotoon - De osmotische waarde in de cel is hoger dan buiten de cel
Isotoon - De osmotische waarde is overal gelijk
Slide 22 - Diapositive
Lagere osmostische waarde =
Hogere osmostische waarde =
Dezelfde osmostische waarde =
isotoon
Slide 23 - Diapositive
Dierlijke cel : geen celwand
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
-->
In een isotone oplossing
Slide 24 - Diapositive
Plantaardige cel: celwand
Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand.
Een celwand is is stevig én permeabel = alle stoffen kunnen er makkelijk doorheen.
Slide 25 - Diapositive
Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk
Slide 26 - Diapositive
Plasmolyse
Hypertone omgeving
De vacuole stuurt water naar buiten de cel; de vacuole krimpt dan
Plantencel behoud vorm door celwand
Slide 27 - Diapositive
Turgor
Hypotone omgeving
De vacuole neemt water op van buiten de cel; de vacuole wordt steviger
plantencel barst niet uiteen door de celwand
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Vidéo
Hoe heet het proces dat hiernaast is uitgebeeld?
Slide 30 - Question ouverte
Een bepaalde plantencel heeft een turgor die maximaal is. Hij verandert niet meer van grootte. Is de osmotische waarde buiten de cel groter dan, kleiner dan of gelijk aan die in de cel?
A
Groter dan
B
Kleiner dan
C
Gelijk aan
Slide 31 - Quiz
In een levende zonnebloem vindt transport plaats van glucose van de ene cel naar de andere. Door welk proces gaat glucose door de celmembranen van de cellen?
A
Door fagocytose
B
Door osmose
C
Door diffusie
D
Door actief membraantransport
Slide 32 - Quiz
Een plantencel wordt in een oplossing gelegd. Is deze oplossing isotoon, hypertoon of hypotoon ten opzichte van de plantencel?
A
Isotoon
B
Hypertoon
C
Hypotoon
Slide 33 - Quiz
Aan mondingen van rivieren kan het bij vloed voorkomen dat zoetwaterplanten worden overspoeld met zeewater. Daardoor neemt de turgor van de cellen van deze planten af. Waardoor wordt de daling van de turgor voornamelijk veroorzaakt?
A
Water verliezen
B
Water opnemen
C
Zouten afgeven
D
Zouten opnemen
Slide 34 - Quiz
Volgens Elaine Morgan zijn 'echte tranen' hypotonisch ten opzichte van de bloedvloeistof: het traanvocht heeft een lagere concentratie aan opgeloste deeltjes (een lagere osmotische waarde) dan de bloedvloeistof. Om te testen of dit waar is, brengt een leerling een druppel bloed en een traan op een voorwerpglaasje met elkaar in contact. Wat neemt hij onder de microscoop waar als Elaine Morgan gelijk heeft?
A
De rode bloedcellen blijven even groot
B
De rode bloedcellen krimpen
C
De rode bloedcellen zwellen op
Slide 35 - Quiz
Het maken van wakken is een nuttige maatregel als je het zuurstofgehalte in het water wilt verhogen. Hoe heet het proces waardoor dan het zuurstofgehalte hoger wordt?
Slide 36 - Question ouverte
Een leerling bestudeert met zijn microscoop cellen van een rok van een ui in een druppel gedestilleerd water. Daarna wil hij intacte rode bloedcellen bestuderen. Hij moet de rode bloedcellen in een druppel van een zoutoplossing met een bepaalde concentratie leggen en niet in een druppel gedestilleerd water. Waarom is dit verschil in behandeling nodig?
A
Omdat cellen van een ui geen celmembraan hebben en rode bloedcellen wel
B
Omdat de osmotische waarde van de cellen van een ui hoger is dan die van rode bloedcellen
C
Omdat rode bloedcellen in gedestileerd water opzwellen en vervolgens knappen en cellen van een ui niet
D
Omdat rode bloedcellen in gedestilleerd water een te grote hoeveelheid zouten door de celmembranen naar buiten laten gaan en cellen van een ui niet