Vendredi le 10 novembre (H2c-s45)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour!

On va...

- huiswerk bespreken

- Uitleg mettre & faire

- Oefenen met ww

Aujourd'hui, qu'est-ce qu'on va faire?

Apprendre 2 geleerd?

LIRE p.89 nakijken

Exercices 3-4-5 samen bespreken

Le verbe faire 

Verbe faire au présent

faire in de présent / tegenwoordige tijd:

Tu (faire)

1. fais
2. fait
3. as
4. vas

faire in de présent / tegenwoordige tijd:
Vous ( faire)

1. ferez
2. faites
3. faisons
4. fairez

Le verbe ''mettre'' 

zetten/leggen/aantrekken

présent: rijtje uit je hoofd leren

je	mets
tu	mets
il/elle/on	met
nous	mettons
vous	mettez
ils/elles	mettent

Sleep de juiste vorm van mettre in de présent naar de juiste persoon.

Mettre: présent

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

mets

mettons

mettent

met

mets

mettez

Maintenant: METTRE ex 8A t/m 8C p. 94-95

Les devoirs

Faire (maken)	- 8A tot met 8C p.94-95
Apprendre (leren):	- faire & mettre: apprendre 3 en p.135 ( beide ww in de présent)
Amener (meenemen )	- oortjes!